Uitspraak
gevestigd te Turnhout, België,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Zevenbergen,
gevestigd te Zevenbergen,
gevestigd te Reusel,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De koopsom is in overeenstemming met een door ESJ Corporate Finance uitgevoerde waardering. Nu op de aandelen een tweede pandrecht is gevestigd, is Quispel slechts bereid de aandelen te kopen in het kader van een executieverkoop, zodat zij de aandelen onbezwaard kan verkrijgen.
De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen en daartoe – voor zover in cassatie van belang – overwogen dat voor verkoop met inachtneming van de blokkeringsregeling geen goedkeuring van de voorzieningenrechter nodig is.
In onderdeel 1 ligt de klacht besloten dat het hof art. 3:251 lid 1 BW ten onrechte heeft toegepast en daarmee buiten het toepassingsbereik van die bepaling is getreden. Derhalve is Bethanie ontvankelijk in haar cassatieberoep.
De achtergrond hiervan is de bescherming van de belangen van de pandgever en de andere schuldeisers. Het doel van openbare verkoop is het behalen van een zo hoog mogelijke, althans objectief bepaalde opbrengst en het verkleinen van de kans dat de executerende pandhouder met de koper samenspant ten nadele van de pandgever en de andere schuldeisers.
Een statutaire blokkeringsregeling is facultatief en de besloten vennootschap mag zelf bepalen of en op welke wijze de overdraagbaarheid van haar aandelen wordt beperkt. Daarmee kan ook de kring variëren van personen die volgens de in de statutaire regeling gestelde eisen in aanmerking komen voor verkrijging van de aandelen. Dat geldt eveneens voor de aard en mate van bepaaldheid van een eventuele prijsbepalingsregeling.
Een statutaire regeling ten aanzien van de vervreemding en overdracht van aandelen zal dikwijls meebrengen dat openbare verkoop in de zin van art. 3:250 BW niet mogelijk of niet zinvol is, of niet de optimale wijze van verkoop van aandelen is. In die gevallen kan op de voet van art. 3:251 lid 1 BW aan de voorzieningenrechter worden verzocht te bepalen dat het pand zal worden verkocht op een van art. 3:250 BW afwijkende wijze. Een op een dergelijk verzoek gegeven toewijzende beschikking van de voorzieningenrechter zal – behoudens voor zover toewijzend is beslist op een verzoek op de voet van art. 2:195 lid 7 BW – niet in strijd mogen zijn met de statutaire regeling ten aanzien van de vervreemding en de overdracht van aandelen.
4.Beslissing
22 juni 2018.