In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 september 2019. De zaak betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.370 had. De Inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 10 maart 2021 werd het geschil besproken, waarbij de vraag centraal stond of de Inspecteur de giftenaftrek terecht had geweigerd. Belanghebbende stelde dat de ingehouden en afgedragen loonheffing als periodieke gift aftrekbaar zou moeten zijn, verwijzend naar de aftrekbaarheid van verplichte bijdragen aan de kerk. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat er geen sprake was van giften in de zin van de wet.
Het Hof oordeelde dat de door belanghebbende geclaimde bedragen geen giften zijn, omdat belastingbetalingen geen vrijgevigheid of vrijwillige verplichtingen zijn. De wetgeving en jurisprudentie ondersteunen deze conclusie. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van belanghebbende af, zonder termen voor proceskostenveroordeling van de Inspecteur.