Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“De van de zijde van de huurders voorgestelde woningruil wordt geëffectueerd per 1 oktober 2002, in die zin dat partij [B] instemt met een aldus gewijzigde huurovereenkomst met beide huurders, onder handhaving van de bestemming woonruimte”. Nu wordt getwist over de uitleg van deze schikking, dient deze schikking te worden uitgelegd volgens het criterium opgenomen in het zogenoemde Haviltex-arrest. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan op grond van genoemd arrest niet worden beantwoord op grond van alleen een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Hierbij kan tevens van belang zijn hoe partijen zich na het sluiten van die overeenkomst hebben gedragen. [1]
De huurders zorgen ervoor dat eigen auto ‘s en auto 's van het bezoek op het gehuurde worden geparkeerd, waartoe een gedeelte van het weiland naast de bestaande parkeerplaats met de breedte van 1 auto wordt uitgebreid en verhard op kosten van huurders. Een uitzondering wordt gemaakt voor de grootmoeder van huurder [geïntimeerde1] , aan wie het blijft toegestaan om direct aan de overzijde van het gehuurde te parkeren.”.
5.De slotsom
€ 2.118,00(2 punten x tarief II á € 1.114,00)