Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de bewindvoerder] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[appellant], werkzaam bij Bewindvoerderskantoor Kroezen B.V.,
[appellant],
Residence Tergouw B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- [appellant] veroordeelt om het perceel te ontruimen op straffe van een dwangsom;
2.De vaststaande feiten
(…) Volgens de gegevens uit onze gemeentelijke basis administratie (…) woont u permanent in een recreatieverblijf (…). Volgens artikel 24 (…) van de bepalingen in het genoemde bestemmingsplan is permanente bewoning in een recreatieverblijf niet toegestaan. Op u is echter het overgangsrecht van toepassing omdat u op 19 oktober 2000 reeds in dit recreatieverblijf woonachtig was. Dit betekent dat de permanente bewoning van uw recreatieverblijf op dit moment mag worden voortgezet. (…)”.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- primair voor recht verklaart dat de huurovereenkomst op grond van opzegging is beëindigd per 31 december 2014;
- subsidiair de huurovereenkomst ontbonden verklaart althans ontbindt;
- [appellant] veroordeelt tot ontruiming van het perceel op straffe van een dwangsom;
- [appellant] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 660,83 voor elke maand dat [appellant] vanaf 1 januari 2015 tot aan de datum van ontruiming van het perceel gebruik heeft gemaakt;
- [appellant] veroordeelt om aan Tergouw te betalen een bedrag van € 4.954,72 ter zake achterstallige huurpenningen/energiekosten;
- de bewindvoerder veroordeelt om aan de ontruiming medewerking te verlenen;
- [appellant] veroordeelt in de proceskosten.
- een bedrag van € 3.251,00 betreffende betaalde vergoeding voor ophalen huisvuil;
- een bedrag van € 1.038,00 betreffende betaalde vergoeding voor gebruik CAI;
- een bedrag van € 1.702,58 betreffende betaalde energiebelasting;
- een bedrag van € 843,90 betreffende betaalde vergoeding voor vastrecht;
- een bedrag van € 2.145,21 betreffende betaalde vergoeding voor kosten van gas en elektra over de periode 2007 tot en met 2009;
- een bedrag van € 489,90 betreffende een gedeelte van de betaalde beheervergoeding;
4.De beoordeling van het hoger beroep
de huur zal eindigen door: c. schriftelijke opzegging door één der partijen conform het bepaalde in het reglement”. Op grond van artikel 3 van de Park-Info hebben huurder en verhuurder beiden het recht de huurovereenkomst op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Indien geen tijdige opzegging heeft plaatsgevonden, wordt de overeenkomst geacht voor de duur van één jaar te worden voortgezet.
Bepalend is dat er sprake moet zijn van een hoofdverblijf, dit is aantoonbaar door middel van alle post, gas, licht en water, verzekeringen, vaste lasten en door het inkomsten-belasting biljet te laten adresseren op (…) met uw huisnummer, wat ook conform de realiteit zo hoort te zijn. Hieruit blijkt dan ook het feitelijk hoofdverblijf.” Tijdens de zitting heeft Tergouw verklaard dat deze brief op een fiscale kwestie zag en niets te maken had met permanente bewoning, maar het hof volgt Tergouw niet in dat betoog. Uit deze brief blijkt dat ook Tergouw ervan uitging dat er sprake was van een reëel en feitelijk hoofdverblijf van de parkbewoners. Uit deze brief konden de bewoners naar het oordeel van hof afleiden dat Tergouw - in ieder geval op dat moment - er geen bezwaar tegen had dat parkbewoners permanent woonden op het park. Daarbij komt dat vanaf 2006 permanente bewoning door de gemeente werd gedoogd. Uit de brief van de gemeente van 23 mei 2006 [2] volgt dat op grond van het destijds geldende bestemmingsplan permanente bewoning in een recreatieverblijf niet is toegestaan, maar dat het overgangsrecht van toepassing is omdat “
u op 19 oktober 2000 reeds in dit recreatieverblijf woonachtig was”, zodat het hof ook hieruit afleidt dat [appellant] toen al permanent woonde op het park. Daarbij komt dat Tergouw zich actief heeft ingezet om ervoor te zorgen dat er een nieuw bestemmingsplan zou komen, op grond waarvan permanente bewoning mogelijk werd. Deze feiten en omstandigheden wijzen er naar het oordeel van het hof op dat [appellant] niet in strijd met de voorwaarden van de huurovereenkomst heeft gehandeld en handelt door permanent in zijn chalet op het park te wonen. Tergouw kan zich daarom tegenover [appellant] niet op artikel 13 van het parkreglement beroepen. Voor zover de grieven 1 en 2 van Tergouw betrekking hebben op dit punt, falen zij dus.
Mits e.e.a. enkel en alleen volgens de ingediende bouwtekening uitgevoerd gaat worden, en dat er ook in de toekomst geen wijzigingen aangebracht gaan worden. Het dichtmaken van de serre is ook ten strengste verboden”.[appellant] heeft niet betwist dat hij omstreeks december 2013/januari 2014 de wanden van de veranda heeft dichtgemaakt zonder toestemming te vragen aan Tergouw. [appellant] heeft aangevoerd dat hij slechts een transparant windscherm heeft geplaatst tegen overlast door vliegen. Uit de in hoger beroep door Tergouw overgelegde foto’s [3] leidt het hof af dat er meer is gedaan dan enkel een windscherm plaatsen. Ook uit hetgeen [appellant] heeft verklaard, leidt het hof af dat [appellant] de veranda heeft dichtgemaakt met glazen wanden, terwijl dit, zo volgt uit de hierboven geciteerde passage uit de brief van 28 april 2004, “
ten strengste verboden” was.
a. overlast;
In haar tweede grief betoogt Tergouw dat artikel 4 aldus zou moeten worden uitgelegd dat met het ophalen van huisvuil alleen het feitelijk ophalen van het huisvuil door interne medewerkers is bedoeld en niet het afvoeren ervan door een extern bedrijf. Onder verwijzing naar de Haviltexmaatstaf zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven, oordeelt het hof dat [C] heeft mogen begrijpen dat de beheersvergoeding zag op het ophalen van het huisvuil en dat hij er geen rekening mee hoefde te houden dat Tergouw naast deze vergoeding nog kosten van een externe ophaaldienst zou doorbelasten. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat Tergouw de opsteller is van de algemene voorwaarden en bij twijfel over de betekenis van artikel 4 de voor [C] gunstigste uitleg prevaleert (artikel 6:238 lid 2 BW). Verder heeft Tergouw niet weersproken de onderbouwde stelling van [C] dat het huisvuil van [C] zonder tussenkomst van interne medewerkers van Tergouw door het bedrijf Gansewinkel bij zijn chalet wordt opgehaald. Tot slot zou de consequentie van de uitleg van Tergouw zijn dat Tergouw naar willekeur werkzaamheden ter zake (onder meer) het huisvuil zou kunnen uitbesteden en de kosten daarvan onbegrensd zou mogen doorbelasten. Als gezegd, kan redelijkerwijs niet worden aangenomen dat [C] Tergouw carte blanche heeft gegeven. De door Tergouw ingenomen stelling is dan ook onvoldoende (toegelicht) in het licht van het vorenstaande om Tergouw toe te laten tot tegenbewijs.(…)”
Ten aanzien van de door de beheerder uitgevoerde werkzaamheden en verrichte diensten onder andere bestaande uit het ophalen van vuilnis op de centrale verzamelplaatsen en/of chalets in het park, het schoon- en vrijhouden van de wegen en paden in het park, de verlichting van de wegen en paden in het park, het algemeen toezicht op het park en het gebruik van de kosteloze faciliteiten van het park, alsmede voor de verzorging van ontvangst van televisie- en radiosignalen, zal door de eigenaar een vergoeding verschuldigd zijn, zoals is aangegeven in de akte van levering.”
Jaarlijkse vergoeding Beheerder” van € 400,00. Samen is dit € 2.950,00 wat (op een miniem afrondingsverschil na) overeenkomt met het bedrag dat als huurprijs inclusief servicekosten is opgenomen in de huurovereenkomst voor het jaar 2006.
op deze overeenkomst zijn van toepassing (…) de voorwaarden voor aansluiting op de centrale antenne-inrichting”. Artikel 10 van het parkreglement bepaalt dat “
voor de verzorging van ontvangst van televisie- en radiosignalen, (…) door de eigenaar een vergoeding verschuldigd (zal) zijn (…)”.
de vaste lasten”moet betalen en dat het vastrecht hier onder valt. Het vastrecht betreft kosten voor het beheer en onderhoud van het centrale energie- en gasnetwerk dat Tergouw in beheer heeft.
de vaste lasten” in artikel 5 lid 1 sub b van de huurovereenkomst daarmee ook het vastrecht bedoeld wordt, heeft Tergouw ook in hoger beroep niet adequaat onderbouwd hoeveel vastrecht en energiebelasting zij heeft betaald en hoe dat is doorbelast aan de parkbewoners. De voortgangsrapportages die Tergouw in hoger beroep heeft overgelegd, zijn geen adequate onderbouwing, omdat dit door Tergouw zelf opgestelde overzichten zijn. Het in hoger beroep als productie 46 overgelegde rapport van Van der Reest Advies, biedt ook geen voldoende onderbouwing. In dit rapport worden de vergoedingen die Tergouw in rekening brengt vergeleken ten opzichte van externe leveranciers, maar dit rapport geeft geen inzicht in de concrete bedragen aan vastrecht en energiebelasting die Tergouw heeft betaald.
Kosten verbonden aan het gebruik van gas, water en electriciteit (met een opslagpercentage), komen voor rekening van koper”. Tergouw heeft in de producties 31 en 32 bij conclusie van antwoord in reconventie een overzicht gegeven waarin is vermeld welke opslagpercentages zij hanteert.
buitensporig” zijn. Hij heeft dit onderbouwd met een tabel [8] , waaruit volgens hem kan worden afgeleid dat er in de jaren 2007 tot en met 2009 een gemiddelde opslag voor gas van 24% was en voor elektriciteit 191%. Tergouw heeft aangevoerd dat [appellant] hierbij heeft verzuimd rekening te houden met andere kosten, maar Tergouw heeft geen voldoende onderbouwing gegeven van (de opbouw en redelijkheid van) de opslagpercentages die zij heeft gehanteerd voor de jaren 2007 tot en met 2009. Het in eerste aanleg door Tergouw overgelegde rapport van De Reu, van ABAB Accountants B.V. is hiervoor onvoldoende, omdat dit rapport de kosten en opbrengsten per jaar in beeld brengt, zonder specifiek in te gaan op de opslagpercentages. Tergouw heeft in hoger beroep een rapport overgelegd van Van der Reest Advies van 10 juli 2018, waarin (onder meer) een vergelijking wordt gemaakt met het door Tergouw gehanteerde tarief en het volgens de gedragscode van RECRON gehanteerde tarief voor de kosten van gas en elektra voor wat betreft het jaar 2015. Uit dit rapport leidt het hof af dat de kosten voor elektra en gas die Tergouw in 2015 hanteert vergelijkbaar zijn aan het berekend tarief volgens de gedragscode van RECRON (zie pagina 21 van het rapport), maar dit rapport geeft geen informatie over de (redelijkheid van de) opslagpercentages voor wat betreft de jaren 2007 tot en met 2009. Tergouw heeft in het licht van de gemotiveerde onderbouwing van [appellant] de vordering van [appellant] uit hoofde van onverschuldigde betaling hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit betekent dat de grieven 5 en 7 in het incidenteel appel falen.
VIBoeteclausuleOp (…) overtreding van de bepalingen en verplichtingen van de onderhavige akte, staat een boete van vijftigduizend gulden (ƒ.50.000,00), ten behoeve van beheerder (…), verschuldigd door het enkele feit der overtreding”.