ECLI:NL:GHARL:2021:5646

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
200.265.607
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een koopovereenkomst van aandelen en de gevolgen van betaling onder protest

In deze zaak gaat het om de uitleg van een koopovereenkomst van aandelen tussen De Wolfershoeve B.V. en BenFrank Beheer B.V. en Naast Boeren B.V. De Wolfershoeve, vertegenwoordigd door mr. J. van Schendel, was appellante in hoger beroep, terwijl BenFrank Beheer en Naast Boeren, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Harbers, de geïntimeerden waren. De zaak betreft een geschil over de uitleg van artikel 3 van de koopovereenkomst, waarin de verrekening van mutaties in activa en voorraad met de koopsom aan de orde is. Het hof heeft vastgesteld dat De Wolfershoeve op 17 mei 2018 onder protest een bedrag van € 130.727,- heeft betaald aan BenFrank Beheer en Naast Boeren, en dat er op 23 mei 2018 aanvullende betalingen zijn gedaan. De rechtbank Gelderland had eerder de vorderingen van BenFrank Beheer c.s. afgewezen, maar het hof heeft in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelt dat de uitleg van artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten niet beoogde dat mutaties in de activa met de koopsom verrekend zouden worden. De Wolfershoeve heeft recht op terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de vorderingen van BenFrank Beheer c.s. afgewezen en hen veroordeeld tot betaling aan De Wolfershoeve van de verschuldigde bedragen, inclusief rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.265.607
(zaaknummer rechtbank Gelderland NL 18.7288)
arrest van 1 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Wolfershoeve B.V,
gevestigd te Zelhem, gemeente Bronckhorst,
appellante in het hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: De Wolfershoeve,
advocaat: mr. J. van Schendel,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BenFrank Beheer B.V.,
gevestigd te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Naast Boeren B.V.,
gevestigd te Zelhem, gemeente Bronckhorst,
geïntimeerden in het hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseressen in conventie en verweersters in reconventie,
advocaat: mr. B.H.M. Harbers.
Geïntimeerde sub 1 zal hierna BenFrank Beheer, geïntimeerde sub 2 Naast Boeren en geïntimeerden gezamenlijk zullen Ben Frank Beheer c.s. worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 18 oktober 2018 (hierna: het tussenvonnis) en 28 februari 2019 [1] (hierna: het eindvonnis) die de rechtbank Gelderland heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen in hoger beroep van 28 mei 2019,
- de memorie van grieven (met productie 1),
- de memorie van antwoord.
2.2.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het tussenvonnis, waarbij de laatstgenoemde rechtsoverweging in het licht van rechtsoverweging 2.10 van het eindvonnis verbeterd wordt gelezen, in die zin dat ervan wordt uitgegaan dat De Wolfershoeve op 17 mei 2018 onder protest de gevorderde hoofdsom aan BenFrank Beheer en Naast Boeren heeft voldaan en dat op 23 mei 2018 in aanvulling hierop een aanvullende betaling is gedaan omdat op de eerste betaling eerst rente en kosten in mindering zijn gebracht.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende. In 2016 zijn tussen [bestuurder1] en [bestuurder2] (hierna: [de bestuurders1] c.s.) - bestuurders van De Wolfershoeve - en [bestuurder3] (hierna: [bestuurder3] ) en [bestuurder4] (hierna: [bestuurder4] ), - bestuurders van respectievelijk BenFrank Beheer en Naast Boeren - onderhandelingen gevoerd over de overname van de aandelen in De Wolfershoeve Beheer B.V. (later genaamd: BenK Bedrijven B.V., hierna: de Vennootschap). De Wolfershoeve bezat deze aandelen. Op 31 oktober 2016 zijn de koopovereenkomsten getekend inzake de aandelen in de Vennootschap. Verkoper is De Wolfershoeve. Kopers zijn BenFrank Beheer c.s.. BenFrank Beheer c.s. hebben een bedrag van € 1.875.000,- betaalbaar gesteld. Deze koopprijs is gebaseerd op cijfers per peildatum 1 januari 2016. Op grond van artikel 3 Koopovereenkomsten moest de definitieve koopsom worden bepaald. Het eerste lid van dit artikel houdt onder meer het volgende in:
Alle wijzigingen vanaf 1 januari 2016 tot aan de Leveringsdatum in aanwezige voorraad, aanschaf auto 's, inventaris en andere aankopen met meerjarige afschrijvingen worden tegen boekwaarde met de koopsom (pro rata met de koopsom van Mede-koper) verrekend(onderstreping door het hof)
.Bijlage 1bevat de afschrijvingsstaat per 30 september 2016. Deze is nog niet volledig. Zo ontbreken de airco 's, het kantoormeubilair en de nieuw bestelde bus. Alle uitgaven die vallen na 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2016 (of eerder) komen voor rekening van Verkoper. Alle opbrengsten die vallen na 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2016 (of eerder) komen ten goede aan Verkoper. Alle uitgaven die vallen in 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2017 (of later) komen voor rekening van Koper. Alle opbrengsten die vallen in 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2017 (of later) komen ten goede aan Koper. Het resultaat van de Vennootschap en vennootschappen over het boekjaar 2016 komt ten gunste van Verkoper.”
Tussen partijen is een geschil over de uitleg van dit artikel ontstaan. Met een beroep op de tekst van deze passage en de wijze waarop daaraan tot in april 2017 uitvoering is gegeven hebben BenFrank Beheer c.s. aangevoerd dat een verrekening van mutaties in de activa en voorraad met de koopsom is overeengekomen. Zij menen dat een post afname activa ter hoogte van € 130.727,- op de koopsom in mindering moet worden gebracht. Volgens De Wolfershoeve heeft de geciteerde passage betrekking op de wijze waarop het resultaat over 2016 zou worden bepaald en moet de hierboven onderstreepte zinsnede (hierna: de zinsnede) worden beschouwd als een uitwerking van de regel dat het resultaat over 2016 ten gunste of ten nadele van De Wolfershoeve zou komen.
4.2.
In de kern hebben BenFrank Beheer en Naast Boeren in conventie en De Wolfershoeve in reconventie over en weer betaling gevorderd van voornoemd bedrag van € 130.727,-. Daarnaast is onder meer betaling gevorderd van de contractuele boete die ingevolge artikel 13 lid 7 van de koopovereenkomst na deugdelijke ingebrekestelling verschuldigd is in geval enige bepaling uit deze overeenkomst niet is nagekomen. Voor zover het deze boete betreft heeft De Wolfershoeve haar vordering voorwaardelijk ingesteld. Primair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat daarop door geen van partijen aanspraak kan worden gemaakt, omdat geen sprake is van schending van
“enige bepaling uit deze overeenkomst”.
4.3.
De rechtbank heeft artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten in de door BenFrank Beheer c.s. voorgestane zin uitgelegd, maar overwogen dat de vorderingen in conventie desondanks niet kunnen worden toegewezen, omdat De Wolfershoeve het verschuldigde al heeft voldaan. Bij vonnis van 28 februari 2019 zijn de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen, onder veroordeling van De Wolfershoeve – uitvoerbaar bij voorraad – in de proceskosten aan de zijde van BenFrank Beheer en Naast Boeren.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
In dit hoger beroep komt De Wolfershoeve met acht grieven op tegen het tussenvonnis en eindvonnis.
Grief 1heeft betrekking op de feitenvaststelling in rechtsoverweging 2.10 van het tussenvonnis en behoeft in het licht van wat hierboven bij de vaststaande feiten is overwogen geen nadere behandeling. De
grieven 2 tot en met 6betreffen de uitleg die de rechtbank aan artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten heeft gegeven en in dat verband de verdeling van de stelplicht en bewijslast tussen partijen. In essentie wordt het hof gevraagd opnieuw een oordeel te geven over de uitleg van voornoemd artikel. De
grieven 7 en 8zien op de motivering van de afwijzing van de vordering in conventie en op de afwijzing van de vordering in reconventie. Zij bouwen voort op de voorgaande grieven en missen zelfstandige betekenis. De grieven 2 tot en met 8 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
5.2.
Naar het oordeel van het hof is in weerwil van de letterlijke bewoordingen van artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten geen verrekening met de koopsom beoogd. De onder 4.1 geciteerde passage betreft de wijze waarop het resultaat over 2016 zou worden bepaald en de onderstreepte zinsnede vormt daarvan een uitwerking. Beoogd is duidelijk te maken dat bij aankopen met een afschrijving over meerdere jaren, slechts de afschrijving over 2016 ten laste van het resultaat komt en niet de gehele aanschafprijs. Het hof komt derhalve tot een andere uitleg dan de rechtbank. De bestreden vonnissen kunnen daarom niet in stand blijven. Hieronder zal worden toegelicht waarom het hof tot deze door De Wolfershoeve verdedigde uitleg komt. Achtereenvolgens kent het hof daarbij betekenis toe aan (i) het resultaat waartoe de door BenFrank Beheer c.s. verdedigde uitleg leidt, (ii) de wijze waarop partijen zich voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomsten hebben gedragen, (iii) de intentieverklaring van 30 mei 2016, die volgens beide partijen een correcte weergave bevat van de gemaakte afspraken en (iv) de communicatie tussen partijen en hun adviseurs in het kader van de uitvoering van de koopovereenkomsten.
5.3.
De uitleg van artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten dient niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de bepaling is gesteld. Het komt aan op de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn (de Haviltex-maatstaf).
5.4.
Niet bepalend, maar wel van belang is waartoe een voorgestelde uitleg leidt. Naarmate het resultaat van een bepaalde uitleg ongebruikelijker is, is het minder waarschijnlijk dat hij overeenkomt met wat partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan. Hier leidt de door BenFrank Beheer c.s. bepleite uitleg tot een weinig voor de hand liggend resultaat. Bij een overdracht van activa is de omvang van de voorraad van belang voor de hoogte van de koopprijs. Een verrekenbeding in de zin als door BenFrank Beheer c.s. bedoeld, is dan niet ongebruikelijk. In dit geval is niet sprake van een overdracht van activa, maar van een aandelentransactie. Wijzigingen in de omvang van de voorraad zijn in beginsel niet van invloed op de waarde van de onderneming (en daarmee van de aandelen). Er vindt, zoals De Wolfershoeve stelt, in beginsel slechts een verschuiving binnen balansposten plaats. Het is dan ook niet gangbaar dat dergelijke wijzigingen doorwerken in de hoogte van de koopsom voor de aandelen. De door BenFrank Beheer c.s. verdedigde uitleg leidt tot dubbeltelling. BenFrank Beheer c.s. onderkennen dit ook. Volgens beide partijen zijn mutaties in de activa op basis van de bestendige gedragslijn verwerkt in de jaarcijfers per datum levering aandelen en is daarmee aldus al bij de bepaling van het resultaat rekening gehouden. Het positieve resultaat komt vervolgens aan verkopers toe (artikel 3 lid 3 koopovereenkomst). Compensatie van de koopsom met hetzelfde bedrag leidt ertoe dat dit bedrag twee keer ‘ten laste’ van verkopers wordt gebracht. BenFrank Beheer c.s. proberen deze ongerijmdheid te nuanceren door erop te wijzen dat de bepaling ook een voor De Wolfershoeve gunstige uitwerking had kunnen hebben. In een jaar waarin veel in activa zou zijn geïnvesteerd zou de koopsom hoger zijn geworden. Dat de door BenFrank Beheer c.s. bepleite uitleg onder andere omstandigheden voor De Wolfershoeve positief zou zijn geweest, mag zo zijn, maar dit neemt niet weg dat het resultaat weinig voor de hand liggend is en dat daarvoor, indien dit door partijen is beoogd, een goede verklaring moet zijn. Een dergelijke goede verklaring hebben BenFrank Beheer c.s. niet gegeven. Dat had wel op de weg van BenFrank Beheer c.s. gelegen, nu zij zich beroepen op de uitleg dat de mutaties in de activa, waaronder de voorraad, met de koopsom moeten worden verrekend. Daarbij komt dat zij stellen dat zij op 25 mei 2016 hebben gevraagd de zinsnede in artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten op te nemen, waarbij niet wordt toegelicht waarom daarop is aangedrongen. Zij hebben volstaan met de weinig zeggende opmerking dat zij
‘deze verrekenafspraak belangrijk vonden in het kader van de bepaling van de door hen te betalen koopsom.’
5.5.
Ook de wijze waarop partijen zich in de periode voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomsten hebben uitgelaten en gedragen, speelt een rol bij de uitleg daarvan. Door De Wolfershoeve is onweersproken gesteld dat [bestuurder3] en [bestuurder4] in aanloop naar de overname investeringen wilden doen en dat [de bestuurders1] c.s. juist de hand op de knip wilden houden. Die terughoudendheid bij De Wolfershoeve om nieuwe investeringen te doen, is goed te verklaren als wordt uitgegaan van de door haar bepleite uitleg van de nadien gesloten koopovereenkomsten. Nieuwe investeringen zouden een negatieve invloed hebben op het haar toekomende resultaat over 2016. Zou juist zijn dat wijzigingen in de activa met de koopsom moeten worden verrekend, zoals BenFrank Beheer c.s. stellen, dan zouden de door [bestuurder3] en [bestuurder4] nagestreefde investeringen de koopsom juist ten nadele van BenFrank Beheer c.s. hebben kunnen opdrijven, zonder dat daartegenover een hogere waarde van de onderneming stond.
5.6.
Wat betreft de totstandkoming van de koopovereenkomsten komt in het bijzonder betekenis toe aan de op 30 mei 2016 gedateerde, door [bestuurder2] opgestelde intentieverklaring. BenFrank Beheer c.s. zijn niet betrokken geweest bij de formulering van deze intentieverklaring, maar stellen dat de inhoud daarvan een correcte weergave is van de gemaakte afspraken. Zij menen dat een vergelijking van de tekst van de intentieverklaring met de inhoud van de gespreksaantekeningen van 23 mei 2016 hun stelling steunt dat op 25 mei 2016 is gesproken over het opnemen van de zinsnede ‘wijzigingen in voorraad, aanschaf auto’s, kantoormeubilair en andere aanschaffingen met meerdere jaren afschrijvingen’. Wat daarvan zij, voor de stelling dat is gesproken over verrekening van deze wijzigingen
met de koopsombiedt deze vergelijking geen steun. De intentieverklaring benoemt niet waarmee wordt verrekend. Zij houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Uitgangspunt is 1-1-2016 met dien verstande dat alle wijzigingen in voorraad, aanschaf auto’s, kantoormeubilair en andere aanschaffingen met meerdere jaren afschrijvingen worden verrekend. Uiteraard zijn uitgaven die vallen in 2017 en betrekking hebben op 2016 voor rekening verkopers, bovendien zijn alle opbrengsten die vallen in 2017 maar betrekking hebben op 2016 voor verkopers. Uitgaven gedaan in 2016 en betrekking hebbend op 2017 zijn voor verkopers.
(…)
Het resultaat van de te verkopen B.V.’s over 2016 is voor verkopers.”
Deze verklaring pleit veeleer voor het standpunt van De Wolfershoeve dat verrekening met het resultaat is beoogd. De intentieverklaring laat zich zo lezen, dat hier (mogelijk ten overvloede) aanwijzingen worden gegeven voor de vaststelling van het resultaat over het jaar 2016, waarna wordt verduidelijkt aan wie dit resultaat toekomt. Voor zover hier van belang kan de intentieverklaring zo worden begrepen dat van aanschaffingen met meerdere jaren afschrijvingen, slechts de afschrijving over 2016 ten laste van het resultaat komt en niet de gehele aanschafprijs. Dat is ook geheel in lijn met de hiervoor onder 5.5 genoemde terughoudende opstelling van De Wolfershoeve in de daaraan voorafgaande periode, omdat De Wolfershoeve niet wilde dat het resultaat over 2016 onevenredig door nieuwe investeringen zou worden gedrukt. De nadien opgestelde tekst van artikel 3 lid 1 van koopovereenkomsten moet tegen deze achtergrond worden gelezen.
5.7.
Ook de wijze waarop partijen vervolgens aan de koopovereenkomsten uitvoering hebben gegeven, speelt een rol bij de uitleg. BenFrank Beheer c.s. wijzen er in dit verband op dat partijen in de loop van 2017 uitvoerig contact met elkaar hebben gehad over de vaststelling van de jaarcijfers, niet alleen om het De Wolfershoeve toekomende resultaat te bepalen, maar ook om de met de koopsom te verrekenen bedragen vast te stellen. Tijdens dat contact zou door De Wolfershoeve op geen enkel moment een opmerking zijn gemaakt, noch zijn gesteld dat een verrekening van mutaties met de koopsom afwijkt van wat tussen partijen is afgesproken. De rechtbank citeert in rechtsoverweging 2.8 van het tussenvonnis uitvoerig uit een e-mailwisseling tussen partijen in april 2017. Na eerste voorkomen van de post ‘afname activa’ in een door [bestuurder3] opgestelde berekening, waarin hij afsluit met de mededeling dat door beide kanten is aangegeven dat de systematiek klopt, komt deze post steeds in de staatjes over en weer voor, zonder dat daarbij door een van beide partijen kanttekeningen worden geplaatst. Dat kan steun bieden voor de door BenFrank Beheer c.s. verdedigde uitleg. De communicatie tussen [bestuurder3] en [de bestuurders1] c.s. vormt echter niet het sluitstuk van de uitvoering van de koopovereenkomsten. Zoals ook de rechtbank in rechtsoverweging 4.11 van het tussenvonnis heeft overwogen, zijn de financiële gegevens vervolgens naar Flynth (de adviseur van De Wolfershoeve) gestuurd om in de jaarcijfers te worden verwerkt. Vervolgens is er in mei 2017 discussie ontstaan over de eindafrekening en bleek dat partijen er een verschillende uitleg van artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten op na hielden.
5.8.
Bij e-mail van 9 juni 2017 heeft Flynth aan [A] (de adviseur van BenFrank Beheer c.s.) onder meer het volgende bericht:
“Er is discussie over de vraag wat nu het resultaat over 2016 is geweest inclusief de voorraadwaardering en afschrijving. Wij stellen het bedrag op € 623.789, u stelt het op € 461.611. U stelt dat dit laatste bedrag is afgestemd in een gezamenlijke bijeenkomst van kopers en verkoper. Dit is onjuist. Tijdens die bijeenkomst zijn de debiteuren- en crediteurenposities, garanties en mogelijke claims besproken. In de daarop volgende e-mail met de financiële verrekeningen zaten diverse telfouten, waaronder de voorraadwaardering en afschrijving, die ten onrechte waren meegenomen. Waarom? Omdat de voorraadwaardering en afschrijving al in de jaarcijfers per 30-12-2016 verwerkt zijn!
Er is inderdaad geen discussie over de waarde van de voorraad per 1-1-2016. Daar gaat het ook niet om. Waar het om gaat is dat de wijziging van die voorraad vanaf 1-1-2016, zoals gezegd, al is meegenomen in de jaarcijfers per 30-12-2016. Het is dus niet zo dat de waarde van die wijziging in voorraad in 2016 nogmaals in mindering moet worden gebracht. Dan wordt het dubbel in mindering gebracht.
Het bovenstaande geldt ook voor de afschrijvingen MVA.”
Dat niet [de bestuurders1] c.s. zelf, maar voor het eerst Flynth zich heeft gerealiseerd dat de voorgestelde berekening tot een dubbeltelling zou leiden en afweek van wat partijen voor ogen heeft gestaan, is niet onbegrijpelijk, aangezien Flynth de koopovereenkomsten in opdracht van De Wolfershoeve heeft opgesteld.
5.9.
Gezien de discussie die al snel tussen de adviseurs van beide partijen is ontstaan, grieft De Wolfershoeve terecht over rechtsoverweging 2.8 van het eindvonnis. Het daarin geuite verwijt dat [bestuurder1] niet heeft doorgevraagd nadat door [bestuurder3] op 1 augustus 2017 een toelichting was gegeven op de totstandkoming van het bedrag van € 130.727,-, ziet voorbij aan deze voorgeschiedenis en miskent bovendien dat partijen ook nadien zijn blijven discussiëren over de eindafrekening en de uitleg van artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten. In de reactie van [bestuurder1] van 4 augustus 2017, heeft hij slechts geprobeerd in ieder geval betaling te krijgen van het bedrag waarover tussen partijen geen verschil van inzicht bestond. Daarbij is ten aanzien van het meerdere ook uitdrukkelijk een voorbehoud gemaakt (
“De betaling(…)
vrijwaart de betalende partij niet van nabetalingen c.q. heffingen in zake ons verschil van mening over het uiteindelijke bedrag van de jaarafronding 2016. Wat betreft deze afronding zijn we nog in overleg.”) Dat volgt ook uit de mail van [bestuurder1] van 14 augustus 2017 waarin hij teleurstelling uitte over de omstandigheid dat [bestuurder3] en [bestuurder4] ‘zelfs dat bedrag’ niet hebben betaald.
5.10.
In het licht van deze omstandigheden mochten BenFrank Beheer c.s. aan artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten niet redelijkerwijs de betekenis toekennen die zij daaraan in deze procedure hebben geven. Hoewel in dat artikel wordt gesproken over een verrekening met de koopsom, hebben BenFrank Beheer c.s. moeten begrijpen dat is beoogd daarin aanwijzingen te geven voor de vaststelling van het resultaat. Gepoogd is tot uitdrukking te brengen dat van aanschaffingen met meerjarige afschrijvingen, slechts de afschrijving over 2016 ten laste van het resultaat zou komen. Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat het feit dat de afspraak niet op een wijze als door De Wolfershoeve is beoogd in de koopovereenkomsten is opgenomen, in de gegeven omstandigheden niet voor risico van De Wolfershoeve komt. Voor zover de rechtbank in dit verband betekenis heeft toegekend aan de omstandigheid dat Flynth als adviseur van De Wolfershoeve de tekst van de koopovereenkomsten heeft opgesteld, geldt dat door De Wolfershoeve is gesteld en door BenFrank Beheer c.s. niet is weersproken dat zij als gelijkwaardige partijen evenveel inbreng hadden, althans de tekst konden redigeren. Ook uit de eigen stellingen van BenFrank Beheer c.s. volgt dat zij invloed hadden op de inhoud van de koopovereenkomsten.
5.11.
Op verschillende plaatsen in de processtukken is door BenFrank Beheer c.s. een algemeen bewijsaanbod gedaan. Daaraan gaat het hof voorbij omdat dat aanbod onvoldoende is gespecificeerd. Voor zover meer specifiek is aangeboden te bewijzen dat met De Wolfershoeve op 25 mei 2016 is gesproken over een verrekening van de mutaties in de voorraad, wordt dat bewijsaanbod als niet ter zake dienend gepasseerd. Uit de intentieverklaring van 30 mei 2016 volgt al dat tussen partijen is overeengekomen dat mutaties verrekend zullen worden. Waar het om gaat is of is gesproken over verrekening
met de koopsom.
5.12.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden vonnissen niet in stand kunnen blijven. De vorderingen van BenFrank Beheer c.s. zullen alsnog op inhoudelijke gronden moeten worden afgewezen. De vorderingen van De Wolfershoeve moeten als hierna te bespreken worden toegewezen.
5.13.
Op 18 januari 2018 heeft de Vennootschap onder protest € 130.727,- betaald aan De Wolfershoeve, omdat zij niet het risico wilde lopen de contractuele boete te moeten betalen aan De Wolfershoeve, waarop deze had aangekondigd aanspraak te zullen maken. Eveneens om niet het risico op verbeurte van de contractuele boete te lopen heeft De Wolfershoeve vervolgens onder protest op 17 mei 2018 een bedrag € 76.869,30 aan BenFrank Beheer en een bedrag van € 56.816,43 aan Naast Boeren voldaan. Op 23 mei 2018 zijn in aanvulling hierop aan BenFrank en Naast Boeren bedragen van respectievelijk € 1.542,84 en € 1.344,68 voldaan, omdat op de eerste betaling eerst rente en kosten in mindering zijn gebracht. De Wolfershoeve vordert in deze procedure terugbetaling van deze bedragen als onverschuldigd betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag na betaling. Deze vorderingen zijn toewijsbaar.
5.14.
Ingevolge artikel 3 lid 3 van de koopovereenkomsten diende het bedrag van € 130.727,- uiterlijk op 31 december 2017 aan De Wolfershoeve te worden uitbetaald. Zoals hiervoor is overwogen heeft betaling pas op 18 januari 2018 plaatsgevonden. Ten aanzien van de tussenliggende periode vordert De Wolfershoeve betaling van BenFrank Beheer c.s. van de wettelijke handelsrente over het hiervoor genoemde bedrag. Ook deze vordering is toewijsbaar. Dat partijen het er niet over eens zijn of de oorspronkelijke betalingsverplichting op de Vennootschap of BenFrank Beheer c.s. rustte, is niet van belang. De Vennootschap werd volledig door BenFrank Beheer c.s. gecontroleerd en zij bepaalden als aandeelhouders wat er met het resultaat van de Vennootschap gebeurde. Als de koopovereenkomsten met BenFrank Beheer c.s. zo worden uitgelegd dat het resultaat over 2016 door de Vennootschap diende te worden uitbetaald, rustte op BenFrank Beheer c.s. – als de eigenaren/aandeelhouders van de Vennootschap – de verplichting zorg te dragen voor betaling door de Vennootschap aan De Wolvershoeve. Daarmee zijn zij in verzuim gebleven.
5.15.
Het hof volgt de uitleg van De Wolfershoeve dat niet sprake is van een schending van een verplichting waarop de boeteclausule in artikel 13 lid 7 van de koopovereenkomsten doelt. De voorwaarde waaronder zij haar vordering tot betaling van deze boete heeft ingesteld, is daarmee niet vervuld.

6.De slotsom

6.1.
De grieven 2 tot en met 8 slagen. De bestreden vonnissen zullen worden vernietigd.
6.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof BenFrank Beheer c.s., naast de kosten van de procedure bij de rechtbank, ook in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
6.3.
De kosten voor de procedure bij de rechtbank aan de zijde van De Wolfershoeve (conventie en reconventie) zullen worden vastgesteld op € 3.946,- aan griffierecht en € 4.267,50 voor salaris advocaat (2,5 punten x tarief € 1.707,-).
6.4.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van De Wolfershoeve zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 172,60 (2 x € 86,30)
- griffierecht
€ 5.382,00
totaal verschotten € 5.554,60
- salaris advocaat € 3.278,00 (1 punt x tarief € 3.278,-)
6.5.
Als niet weersproken zal het hof ook gevorderde nakosten en de wettelijke rente daarover toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2018 en 28 februari 2019 en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen van BenFrank Beheer c.s. alsnog af;
veroordeelt BenFrank Beheer tot betaling aan De Wolfershoeve van € 76.869,30, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over deze som met ingang van
18 mei 2018;
veroordeelt BenFrank Beheer tot betaling aan De Wolfershoeve van € 1.542,84, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze som met ingang van
24 mei 2018;
veroordeelt BenFrank Beheer tot betaling aan De Wolfershoeve van € 298,41;
veroordeelt Naast Boeren tot betaling aan De Wolfershoeve van € 56.816,43, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze som met ingang van 18 mei 2018;
veroordeelt Naast Boeren tot betaling aan De Wolfershoeve van € 1.344,68, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over deze som met ingang van 24 mei 2018;
veroordeelt Naast Boeren tot betaling aan De Wolfershoeve van € 220,56;
veroordeelt BenFrank Beheer c.s. tot terugbetaling aan De Wolfershoeve van hetgeen zij ter uitvoering van de bestreden vonnissen inmiddels heeft voldaan, zijnde € 5.216,52 aan de zijde van BenFrank Beheer en €5.216,50 aan de zijde van Naast Boeren, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 7 maart 2019, tot aan de dag van terugbetaling;
veroordeelt BenFrank Beheer c.s. in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van De Wolfershoeve wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 3.946,- aan griffierecht en € 4.267,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 5.554,60 voor verschotten en op € 3.278,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt BenFrank Beheer c.s. in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval BenFrank Beheer c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaats-gevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, L.M. Croes en G.D. Hoekstra en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.