Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
.Bijlage 1bevat de afschrijvingsstaat per 30 september 2016. Deze is nog niet volledig. Zo ontbreken de airco 's, het kantoormeubilair en de nieuw bestelde bus. Alle uitgaven die vallen na 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2016 (of eerder) komen voor rekening van Verkoper. Alle opbrengsten die vallen na 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2016 (of eerder) komen ten goede aan Verkoper. Alle uitgaven die vallen in 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2017 (of later) komen voor rekening van Koper. Alle opbrengsten die vallen in 2016 maar betrekking hebben op het boekjaar 2017 (of later) komen ten goede aan Koper. Het resultaat van de Vennootschap en vennootschappen over het boekjaar 2016 komt ten gunste van Verkoper.”
“enige bepaling uit deze overeenkomst”.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Grief 1heeft betrekking op de feitenvaststelling in rechtsoverweging 2.10 van het tussenvonnis en behoeft in het licht van wat hierboven bij de vaststaande feiten is overwogen geen nadere behandeling. De
grieven 2 tot en met 6betreffen de uitleg die de rechtbank aan artikel 3 lid 1 van de koopovereenkomsten heeft gegeven en in dat verband de verdeling van de stelplicht en bewijslast tussen partijen. In essentie wordt het hof gevraagd opnieuw een oordeel te geven over de uitleg van voornoemd artikel. De
grieven 7 en 8zien op de motivering van de afwijzing van de vordering in conventie en op de afwijzing van de vordering in reconventie. Zij bouwen voort op de voorgaande grieven en missen zelfstandige betekenis. De grieven 2 tot en met 8 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
‘deze verrekenafspraak belangrijk vonden in het kader van de bepaling van de door hen te betalen koopsom.’
met de koopsombiedt deze vergelijking geen steun. De intentieverklaring benoemt niet waarmee wordt verrekend. Zij houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“De betaling(…)
vrijwaart de betalende partij niet van nabetalingen c.q. heffingen in zake ons verschil van mening over het uiteindelijke bedrag van de jaarafronding 2016. Wat betreft deze afronding zijn we nog in overleg.”) Dat volgt ook uit de mail van [bestuurder1] van 14 augustus 2017 waarin hij teleurstelling uitte over de omstandigheid dat [bestuurder3] en [bestuurder4] ‘zelfs dat bedrag’ niet hebben betaald.
met de koopsom.
6.De slotsom
€ 5.382,00
7.De beslissing
18 mei 2018;
24 mei 2018;