In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verzoek tot middeling voor de jaren 2012 tot en met 2014, dat door de Inspecteur van de Belastingdienst is afgewezen. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een dwangsom afgewezen. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 december 2020 is vastgesteld dat belanghebbende niet aanwezig was, maar dat de uitnodigingen voor de zitting tijdig en correct waren verzonden. Het Hof heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Inspecteur het middelingsverzoek terecht heeft afgewezen, omdat de teruggaaf door middeling minder dan € 545 zou bedragen. Het Hof oordeelt dat de ingebrekestelling van belanghebbende niet rechtsgeldig was, omdat deze niet duidelijk maakte dat de Inspecteur niet tijdig had beslist. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het grootste deel, maar verklaart het beroep wegens niet tijdig beslissen op het bezwaar van 15 april 2019 niet-ontvankelijk.
Het Hof heeft ook het verzoek van belanghebbende om schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De beslissing van het Hof is openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.