Uitspraak
Starglass B.V.,
M.C. Beheer,
Univé,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De stand van zaken
Het tussenarrest van 21 januari 2014
De aktes van Starglass/ M.C. Beheer betreffende het te leveren tegenbewijs en het voorwaardelijk incident van Univé
Resumé, opzet van deze uitspraak
3.De verdere beoordeling in hoger beroep
Vooraf
De onderzoeken van [J]
Er is bijna geen enkel onderzoek dat op deze vier aspecten[reproduceerbaarheid, validiteit, betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid, toevoeging hof]
helemaal foutloos is uitgevoerd.’ Van belang is verder dat niet duidelijk is welke documenten aan [D] ter beoordeling zijn voorgelegd en waarvan hij kennis heeft kunnen nemen.
getornd’ en dat het ‘
mooier zou zijn geweest als (..)’. Het hof is van oordeel dat door aldus de gehanteerde methode te bediscussiëren, daarmee nog niet is vastgesteld dat de uitkomsten van het onderzoek van [J] daadwerkelijk onvoldoende betrouwbaar zijn of dat daadwerkelijk sprake is van ‘tekortkomingen’, laat staan dat kan worden geconcludeerd dat op basis van deze ‘tekortkomingen’ afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het onderzoek, zoals [D] heeft opgemerkt.
‘(…) dat het onderzoek technisch erg slecht is uitgevoerd.’’ Aldus rechtvaardigen de bevindingen van [D] niet dat de rapporten van [J] buiten beschouwing moeten worden gelaten.
Dit laatste[de zogeheten ‘pitfill’, toevoeging hof]
valt bij de meeste, zo niet alle verzekeraars, niet onder de polisvoorwaarden’ (vergelijk rechtsoverweging 4.11 van het arrest van dit hof van
‘polisvoorwaarden (..) per maatschappij verschillend zijn’ en dat een
‘pitfill wel eens verzekerd zou kunnen zijn bij Winterthur’. [G] suggereert hier mogelijke dekking onder de polisvoorwaarden van Winterthur, terwijl onweersproken is gebleven dat Winterthur destijds al jarenlang niet meer bestond. [H] verklaart enkel dat de beschrijving in de polisvoorwaarden
‘nogal breed’is terwijl [I] nuanceringen aanbrengt ten aanzien van oppervlakkige schade die onder dekking van de polis valt ‘
ter voorkoming van erger’.
Verklaringen van voormalige werknemers
Ik weet nog wel dat vanuit het bedrijf alle schades mochten worden gerepareerd behalve te grote schades (..) De term pitfill kende ik in die tijd niet. Ik weet nu dat het een combinatiebreuk zonder barstje is. Dergelijke combinatiebreuken werden wel door ons gerepareerd en onder de term combinatiebreuk gebracht. (..) De ruitschades waarbij er een schilfer uit de ruit was, zonder scheurtje repareerde ik altijd tot het moment waarop de Univéinstructie kwam.’
Ik heb nooit een instructie gehad dat kleine schades niet meer mochten worden gerepareerd.’
Kleine steenslag is hetzelfde als een put. Het is een beschadiging van de ruit die zichtbaar was met het blote oog en voelbaar was met de nagel van een vinger. Ik wist niet beter dan dat dit gerepareerd moest worden.’ (…) Als ik het putje kon zien en met mijn nagel kon voelen werd dat gerepareerd (..)’
‘Ik deed mijn werk zoals mij werd opgedragen. (..) Ik weet nu dat oppervlakkige schades in de regel niet worden vergoed door verzekeringsmaatschappijen. Daar was ik toen[op het moment dat de betrokkene werkte bij Starglass, toevoeging hof]
niet van op de hoogte (..) Ik heb binnen het bedrijf Starglass wel eens gehoord dat we alles moesten repareren wat we tegenkwamen. [A] was degene die dat zei. Dat is later veranderd. (..) Ik constateerde alleen echte schades’
U vraagt mij of er ook wel oppervlakkige schades werden gerepareerd. Dat gebeurde wel en ook dat werd dan op de bon als combinatiebreuk aangegeven. Er was nl. geen mogelijkheid om geringere schades dan combinatiebreuk te vermelden op de bon. Alle oppervlakkige schades werden als combinatiebreuk aangestreept. (…) U houdt mij voor (…) dat [B] en [A] na de Univévergadering op een bepaald moment hebben aangegeven dat wij alles weer mochten repareren. Dat is met zoveel woorden gezegd in de werkkamer van [B] en [A] , daar waren meerdere werknemers bij. Wij mochten alles weer repareren omdat Starglass weer het vertrouwen van Univé had. Er werd ook door [B] en [A] non-verbaal aangegeven dat we alle reparaties weer uit mochten voeren. Dat gebeurde met name wanneer we de bonnen terug brachten. Er werd dan een schouderklopje gegeven of er werd gezegd: ‘Goed gedaan!’.
‘Ik heb wel eens een reparatie verricht ook als er geen scheurtje onder zat. Strikt gezien verrichtte ik dan een reparatie die niet onder de combinatiebreuk viel. Ik kruiste dan wel de combinatiebreuk aan.’
‘In principe werden alle ruitschades gerepareerd. (…) Alleen een grote scheur in een ruit niet. (…) Oppervlakkige ruitschades werden ook gerepareerd, maar het hing er wel vanaf hoe erg het was. Als er een hap uit een ruit was. dan werd dat wel gerepareerd. (..) Er is nooit door de leiding van Starglass gesproken
‘(…) De kleinste schades repareren wij niet, maar soms is de inslag net wat groter, waardoor het pitje wat breder uitvalt. Die repareerden wij bij Starglass wel, maar bij ons huidige bedrijf niet. (...) Ik wil u graag uitleggen dat een ruit uit twee lagen bestaat. Zolang de eerste laag niet kapot is, maar er wel sprake is van een deukje, beschouw ik dat als een pitje, niet declarabel.’
Arrest van strafkamer en proces-verbaal van terechtzitting
‘Tijdens de fysiek uitgevoerde controles is gebleken dat het in 17 van de 24 gevallen niet ging om ruitbreuk, maar om oppervlakkige beschadigingen. Dergelijke beschadigingen hebben geen inwendige barstjes (…).’ Deskundige [T] verklaart naar aanleiding van foto’s die hem voorgehouden zijn uit, naar het hof begrijpt, de twee dossiers die Univé betroffen, dat hij deze als oppervlakkige beschadigingen aanmerkt en visueel geen barstjes of scheuren kan vaststellen. Deskundige [U] verklaart naar aanleiding van foto’s uit het dossier Univé die hem zijn voorgehouden, dat hij niet kan zien of er een reparatie heeft plaatsgevonden en evenmin dat barstjes aanwezig zijn. Ten aanzien van één foto merkt hij evenwel op dat hij de getoonde schade zou duiden als een breuk, een kringvormige breuk, waaraan hij vervolgens toevoegt: ‘
Ik kan niet zeggen of de breukjes het gevolg zijn van boren of dat sprake is van gewone uitloop’.
Conclusie
Facturen
Verrekening
in principaal hoger beroepzal het hof M.C. Beheer in de kosten veroordelen. Die kosten worden aan de zijde van Univé vastgesteld op
incidenteel hoger beroepbegroot het hof op nihil. Het hof zal de proceskostenveroordeling in eerste aanleg overnemen. Weliswaar slaagt de grief tegen de afwijzing van de vordering in reconventie, maar M.C. Beheer is pas in hoger beroep door overlegging van de facturen tot een onderbouwing van haar vordering in reconventie overgegaan, zodat de afwijzing in eerste aanleg voor haar rekening dient te komen.