Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of [kleindochter1] en [kleindochter2], zussen die jarenlang bij hun grootvader woonden, de huurovereenkomst van hun overleden grootvader kunnen voortzetten. De kantonrechter heeft hun verzoek afgewezen omdat zij geen huisvestingsvergunning hadden. In hoger beroep vordert GroenWest, de verhuurder, dat het vonnis van de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. [kleindochter1] is het hier niet mee eens en stelt dat zij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met haar grootvader had en dat de procedure moet worden aangehouden totdat er een beslissing is genomen over haar aanvraag voor een huisvestingsvergunning. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het hoger beroep van beide partijen af. Het hof oordeelt dat [kleindochter1] geen wettelijke medehuurder is en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De afwijzing van de huisvestingsvergunning door de gemeente is ook van belang, aangezien zonder deze vergunning de huurovereenkomst niet kan worden voortgezet. Het hof concludeert dat de vorderingen van [kleindochter1] en [kleindochter2] niet kunnen slagen, en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.