Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 179118)
verweersters in incidenteel hoger beroep,
Zuyderleven,
1.Hadeve Muntendam Beheer B.V.,
eisers in incidenteel hoger beroep,
Hadeve c.s.,
en afzonderlijk:
Hadeverespectievelijk
[geïntimeerde2],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Wat toen is besproken is vastgelegd in een proces-verbaal (verslag).
Na de comparitie heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.
2.Waar deze zaak over gaat
3.De vaststaande feiten
DCMF heeft vervolgens voor de financiering Zuyderleven benaderd, in de personen van de heren [D] en [E] . Zuyderleven had contacten met financiers die het project mogelijk zouden kunnen financieren.
“We hebben de gecommitteerde termsheet gereed en de digitale tekenronde is gestart. (…)Deze documenten mogen natuurlijk met [geïntimeerde2] worden gedeeld”.
“Zie in blauw onze reactie. Zodra akkoord, dan pas ik de termsheet aan verstuur deze. Graag jullie reactie”.
“De voorwaarden zijn akkoord!
Tot slot schrijft hij:
[E] & [D] , een vergoeding van € X.XXX excl. BTW voor mijn inspanningen wordt zeer gewaardeerd. (…)”
“ [geïntimeerde2] heeft volgens mij nog géén correcte termsheet ontvangen.”Op 27 juni 2017 stuurt Zuyderleven aan [B] door de financiers ondertekende “committed termsheets”. Ook stuurt zij toe een vermogensverklaring, waarin door een financiële instelling, Forza Asset Management, wordt verklaard dat de financiers ruimschoots de middelen hebben om het bedrag van 3,5 miljoen euro te financieren.
“Bedankt voor de getekende vermogensverklaring.Einde van de middag verwacht ik de getekende termsheet door [geïntimeerde2] te ontvangen. (…)”
Het betreft een hypothecaire geldlening met een limiet van 3,5 miljoen euro.
Als afsluitprovisie is vermeld een percentage van 2% over de limiet van de faciliteit, te voldoen bij het passeren van de akte, en een exitfee van 1% over de faciliteit, te voldoen uiterlijk 12 maanden na de verstrekking.
4.Het geschil en de beslissing bij de rechtbank
Aan die vordering heeft Zuyderleven in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat [B] moet worden beschouwd als een bode van Hadeve c.s., dat door de verklaring van [B] van 22 juni 2017 de financieringsovereenkomst tot stand is gekomen en dat Zuyderleven daarom aanspraak heeft op de fee die in de committed termsheet is opgenomen. Als [B] de boodschap van Hadeve c.s. onjuist mocht hebben overgebracht, komt dat op de voet van artikel 3:37 lid 4 BW voor rekening van Hadeve c.s.
Zuyderleven heeft zich er daarnaast op beroepen dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst die door haar is uitgevoerd. Verder heeft Zuyderleven aangevoerd dat zij [B] mocht beschouwen als een gemachtigde van Hadeve c.s. Als [B] heeft gehandeld buiten zijn bevoegdheid, wordt Zuyderleven daartegen beschermd door artikel 3:61 lid 2 BW.
Het beroep van Zuyderleven op de bescherming van artikel 3:37 lid 4 BW gaat volgens de rechtbank niet op, omdat daarvoor is vereist dat de bode ( [B] ) een tot Zuyderleven gerichte verklaring van Hadeve onjuist heeft overgebracht. Er is echter niet gesteld of gebleken dat de verklaring van [B] in zijn e-mail van 22 juni 2017 berust op een verklaring van Hadeve c.s.
Ook het subsidiaire beroep van Zuyderleven op de bescherming van artikel 3:61 lid 2 BW gaat niet op. Het inschakelen van [B] als tussenpersoon houdt nog niet in dat aan [B] ook een volmacht is gegeven; een bemiddelaar is in beginsel alleen een bode. Zuyderleven heeft verder geen feiten en omstandigheden aangedragen waaraan zij het vertrouwen mocht ontlenen dat [B] in dit geval wel bevoegd was om Hadeve c.s. te binden aan een overeenkomst.
5.De vordering in hoger beroep
De vordering van Hadeve c.s. in incidenteel hoger beroep strekt tot verbetering van een overweging in dat vonnis.
6.De motivering van de beslissing in hoger beroep
a) Hadeve c.s. en Zuyderleven zijn overeengekomen dat Zuyderleven recht heeft op een vergoeding indien zij een financieringsovereenkomst tot stand brengt. Dat heeft Zuyderleven gedaan. In ieder geval lag er een overeenkomst die Hadeve c.s. hebben aanvaard, althans die zij alleen nog maar hoefden te aanvaarden; de overeenkomst voldeed aan de kredietaanvraag die bij Zuyderleven was neergelegd. Dat Hadeve c.s. het niet eens waren met de voorwaarde dat [geïntimeerde2] in privé borg stond voor de geldlening hebben Hadeve c.s. alleen aan zichzelf te wijten en komt voor hun risico.
6.8 Zuyderleven heeft ter onderbouwing van die stelling zich er in het bijzonder op beroepen dat [B] aanwezig was bij het Skype gesprek van 16 juni 2017, dat toen de belangrijkste punten van het krediet zijn besproken en door [geïntimeerde2] akkoord werden bevonden, en dat [geïntimeerde2] het toen aan [B] heeft overgelaten om het verder te regelen. Gelet op ook de voorgeschiedenis, dat [B] met de aanvraag voor de financiering (via DCMF) bij Zuyderleven is gekomen, en het vervolg, dat [B] gegevens heeft aangeleverd waarover een derde normaal gesproken niet kan beschikken zoals het gewaarmerkte kopie van het paspoort van [geïntimeerde2] , mocht Zuyderleven op 22 juni 2017 ervan uitgaan dat [B] beschikte over een toereikende volmacht. Als dat toch niet zo was had het op de weg van Hadeve c.s. gelegen om dat duidelijk te maken. Dat hebben zij echter niet gedaan, aldus Zuyderleven.
Ook het traject na 16 juni 2017 biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Dat [B] daarna nog uitlatingen heeft gedaan waaruit Zuyderleven zou kunnen begrijpen dat Hadeve c.s. instemden met het “committed termsheet” en dat [geïntimeerde2] die ook zou gaan tekenen, brengt niet mee dat Zuyderleven er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [B] door [geïntimeerde2] was gemachtigd om de overeenkomst namens hem voor Hadeve tot stand te brengen; het gaat alleen om uitlatingen van de “onbevoegde” niet ook om uitlatingen van Hadeve c.s. [2]
Voor de totstandkoming van een overeenkomst door die mededeling is nodig dat die mededeling het overbrengen van een verklaring van Hadeve c.s. betrof, gericht op het sluiten door Hadeve van de financieringsovereenkomst. Hadeve c.s. hebben echter ontkend dat zij [B] opdracht hebben gegeven tot het overbrengen van een boodschap daarover aan Zuyderleven.
De bewijslast dat [B] met zijn verklaring een boodschap van Hadeve heeft overgebracht rust volgens de hoofdregel van het bewijsrecht (artikel 150 Rv) op Zuyderleven.
Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan zich daarbij de situatie voordoen dat het bewijs geleverd kan worden geacht, behoudens door Hadeve c.s. te leveren tegenbewijs.
Voor analoge toepassing van artikel 3:61 lid 2 BW, in die zin dat als Zuyderleven er op grond van aan Hadeve c.s. toe te rekenen omstandigheden op mocht vertrouwen dat [B] met zijn verklaring een boodschap van Hadeve c.s. overbracht, Hadeve c.s. zich jegens Zuyderleven niet op de onjuistheid van die veronderstelling kunnen beroepen, ziet het hof geen grond; het artikel heeft betrekking op een andersoortige handeling, te weten een rechtshandeling.
Die bepaling kent als vereiste voor haar toepassing dat een verklaring is overgebracht van de afzender en beschermt de ontvanger tegen een onjuistheid in die overgebrachte verklaring. De bepaling biedt in beginsel echter geen bescherming tegen een verklaring die niet in opdracht van een afzender werd gedaan. De andersluidende opvatting van Zuyderleven wordt door het hof niet gevolgd.
De vraag of Zuyderleven op 22 juni 2017 wel gemachtigd was om namens de financiers de financieringsovereenkomst tot stand te brengen, kan bij deze stand van zaken buiten beschouwing blijven.