Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Marsman Holding Zwartsluis B.V.,
Marsman Logistiek B.V.,
Holdingen
Logistiek,
Van den Berg),
de curator,
1.De procedure bij het hof
Waar gaat de zaak over?
De schuldeiser heeft tot op vandaag aan de schuldenaren hoofdelijk een bedrag groot een
Ik ontving van de notaris een hypotheekakte d.d. 22 mei 2013 waaruit blijkt dat (…) van den Berg (…) een bedrag van 125.000 euro heeft uitgeleend aan (…) Holding (…) en (…) Logistiek (…). Deze akte is geheel nieuw voor mij. De notaris heeft mij verzocht aan royement mee te werken. Voordat ik dat kan doen ontvang ik graag de schriftelijke gegevens van U waaruit blijkt dat bedoelde lening met rente volledig is betaald.”
1.Wat is het oordeel van het hof?
eerstedient de hypotheekhouder belang te hebben bij (het doorzetten van) de executie. Ten
tweedemoeten de belangen van de executerende hypotheekhouder en de geëxecuteerde worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Het belang van de hypotheekhouder bij uitwinning moet zwaarder wegen dan dat van de hypotheekgever bij het achterwege laten van de executie. Ten
derdeis uitgangspunt dat de wetgever aan de hypotheekhouder het recht van parate executie heeft willen verlenen. Ten
vierdedient de kans van het slagen van een procedure waarin het bestaan van de gesecureerde vordering wordt bestreden in het executiegeding buiten beschouwing te blijven, tenzij sprake is van een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard. Uitgangspunt is dat de parate executie op basis van een hypothecair zekerheidsrecht in beginsel uitvoerbaar is.
welbestaan van het vorderingsrecht is vastgesteld en waaraan de curator op grond van artikel 430 Rv een executoriale titel ontleent. Het niet (meer) bestaan van de vordering zou nog aan de orde kunnen komen als de inhoud van de authentieke akte is terug te voeren op een kennelijke misslag van feitelijke of juridische aard. Holding en Logistiek betogen dat sprake is van een fout in de akte, die kennelijk als een dergelijke misslag moet worden gekwalificeerd. Het debat tussen partijen heeft zich vervolgens geconcentreerd op de vraag of er wel of geen sprake is van een fout. Daarbij hebben Holding en Logistiek vooral naar voren gebracht dat er weliswaar sprake is van een vordering(srecht) maar dat dit een andere vennootschap betreft, die echter behoort tot de groep waartoe ook Holding en Logistiek behoren. Daarbij is ook naar voren gekomen dat de betrokken vennootschappen bij de verstrekte lening enig economisch belang hadden. Niet uitgesloten is dat Holding en Logistiek in een bodemgeschil kunnen aantonen dat er een fout in de akte is geslopen. In het kader van de beperkte mogelijkheden tot toetsing van de feiten in kort geding is die fout op voorhand echter niet evident of kennelijk. Dit geldt te meer als acht wordt geslagen op de feiten en omstandigheden die de curator ter nadere onderbouwing van het bestaan van de vordering heeft aangevoerd, zoals het opnemen van de vorderingen op Logistiek in de jaarrekeningen 2013 en 2014 van Van den Berg en de diverse rekening-courant verhoudingen tussen de groepsvennootschappen, waaronder Van den Berg, Holding en Logistiek. Wat in het kader van dit kort geding met daarin een debat van argumenten over en weer overblijft, is de executoriale titel waarin op basis van partijovereenstemming door de notaris is vastgesteld dat de vordering van de curator bestaat. Van een
kennelijkemisslag bij het vaststellen van de gesecureerde vordering in de akte is geen sprake. In zoverre falen de grieven voor zover zij ertoe strekken dat de vordering, waarvoor de curator de executie wenst door te zetten, niet (meer) bestaat.