In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot effectenlease. De appellant, wonende te [A], heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. over de terugbetaling van bedragen die hij heeft betaald op basis van effectenleaseovereenkomsten. De kern van de zaak draait om de vraag of de echtgenote van de appellant bekend was met de overeenkomsten die zijn afgesloten. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant het voorshands aangenomen bewijs heeft ontzenuwd dat zijn echtgenote vóór 13 maart 2000 op de hoogte was van de overeenkomsten. Dit oordeel is gebaseerd op de getuigenverklaring van de appellant, die stelde dat zijn echtgenote niets wist van de financiële administratie en de overeenkomsten, en dat hij de financiën volledig beheerde. Het hof concludeert dat de echtgenote de overeenkomsten rechtsgeldig heeft vernietigd, waardoor de appellant recht heeft op terugbetaling van de door hem betaalde bedragen aan Dexia, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 november 2005. De vorderingen van Dexia in incidenteel appel zijn afgewezen, en het hof heeft Dexia veroordeeld in de proceskosten.