Uitspraak
in eerste aanleg: verweerster,
Teijin Aramid B.V.,
in eerste aanleg: verzoekster,
1.1. De procedure bij de kantonrechter
2.Het geding in hoger beroep
- de op 7 april 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij mr. Liemburg pleitnotities heeft overgelegd, waarvan een proces-verbaal is gemaakt dat aan partijen is verstrekt.
3.De beoordeling in hoger beroep
“- Blijf de geformuleerde teamwaarden met regelmaat bespreken en actualiseren (…).(…)- Dit team is erg gevoelig voor een directieve stijl van leiding geven en zal daarop opstandig of teruggetrokken (passief agressief) reageren. Door verantwoordelijkheid terug in het team te leggen en te focussen op begeleiding van het communicatieproces (…) zullen teamprocessen constructief verlopen.(…)- Onderlinge irritaties en miscommunicatie worden onderling opgelost. Leg de verantwoordelijkheid voor het oplossen van de irritaties bij de medewerkers die het betreft.- Los problemen snel en efficiënt op (binnen 48 uur). Laat niet sluimeren en spreek alles uit. Eerlijke en respectvolle communicatie is werkbare communicatie.(…)”[C] is vertrokken en vanaf 1 juni 2019 is [E] teamleider.
meer inzicht krijgen in verbale en non verbale reactiepatronen om daarmee meer grip te krijgen op mijn directheid en zo rustiger eventuele grenzen te formuleren naar derden’. Dit traject is naar tevredenheid van [verzoekster] en haar coach op 1 juli 2019 afgesloten.
Op 21 januari 2020 hebben [verzoekster] en [E] wederom met elkaar gesproken, al dan niet in een gepland PG. [E] heeft [verzoekster] er onder andere op aangesproken dat zij tijdens de scrum (het dagelijkse korte teamoverleg) vaak alweer achter haar computer gaat zitten terwijl het overleg nog niet is afgelopen. Daarop heeft [verzoekster] aangegeven dat [E] met zijn rug naar haar toe ging zitten.
“Goedemorgen [E] na het gesprek van gisteren heb ik een behoorlijk negatief gevoel overgehouden. Met als gevolg barstende hoofdpijn en zeer slecht geslapen. Meld me bij deze ziek.’Later op de dag heeft [verzoekster] via whatsapp laten weten dat zij volgens de huisarts tijd voor zichzelf moet nemen en dat er over twee weken een vervolg komt.
“Zodra het lukt kom ik weer”. [E] heeft [verzoekster] meerdere keren proberen te bellen. Op donderdag 23 januari 2021 heeft hij haar het volgende bericht gestuurd:
“ (…) Volgens de procedure ziekmelding dien je telefonisch contact te hebben met de werkgever/leidinggevende. Gelet op de reden dat je er woensdag niet was: een negatief gevoel hebt overgehouden aan het gesprek lijkt het mij goed om met elkaar in gesprek te gaan. Daarom nodig ik je voor morgen vrijdag 24-1 om10 uuruit op kantoor van Teijin. [F] (medewerker HRM; hof) zal bij dit gesprek aanwezig zijn. Voor de volledigheid meld ik je dat ik je niet ziek heb gemeld. (…)”[verzoekster] heeft daarop laten weten dat zij op het genoemde tijdstip naar de bedrijfsarts moet. Op maandag 27 januari 2020 heeft [E] aan [verzoekster] geschreven dat de bedrijfsarts mediation heeft geadviseerd na een week rust. Hij meldt
‘gaan wij nu op zoek naar een erkende mediator, zodat we 3-2-2020 zsm de gesprekken kunnen starten.”Op 3 februari 2020 is [verzoekster] op het werk verschenen. [E] had dat niet verwacht en was daardoor onaangenaam verrast. Dat heeft hij geuit. Op 7 februari 2020 is de mediation gestart. Er zijn zes sessies geweest tussen [verzoekster] en [E] . De mediation is op 30 april 2020 geëindigd zonder positief resultaat. [verzoekster] heeft intussen steeds doorgewerkt.
“
Wij (…) willen niet meer samenwerken met [verzoekster] , omdat wij er geen vertrouwen meer in hebben vanwege onderstaande redenen:- neerbuigende houding tegenover ons, wij ervaren dit als treiterend en intimiderend- absoluut geen teamplayer- haar grillige gedrag is sfeerbepalend- reflecteert niet aan haarzelf en gaat volledig haar eigen weg- communicatie op werkgebied moeilijk door haar dominante houding- ze probeert werkprocessen altijd naar haar hand te zetten en het moet gaan zoals zij het wil- zit altijd in de slachtofferrolOm bovenstaande redenen geeft het ons een zeer onprettig gevoel dagelijks met haar om te gaan. Hierdoor kan je niet jezelf zijn en moet je ieder woord op een weegschaal leggen om het niet te laten escaleren. Wij kunnen ons binnen het team niet verder ontwikkelen en blijven stil staan. Gezien alle coachingstrajecten en de daarna afgesproken kernwaarden, zien wij geen verandering in haar gedrag.”[D] en [E] sommen in een verklaring aan [F] van 5 en 4 juni 2020 samengevat hetzelfde op.
Er is niet met haar maar over haar gesproken, in strijd met de expliciete teamafspraken waar [verzoekster] zich wel aanhield. Pas toen het te laat was, is zij hiervan in kennis gesteld. Naar het oordeel van het hof is dit verwijt terecht en levert dit ernstig verwijtbaar handelen op met ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg. Het hof zal uitleggen hoe het tot dat oordeel komt.
zijdoor haar collega’s als oorzaak werd gezien van de verslechterde werksfeer, heeft niet de gelegenheid gehad daarop haar visie te geven en is evenmin in staat gesteld zich de kritiek aan te trekken en haar communicatiestijl, houding en gedrag aan te passen.
uitleg – niet. Dit heeft er naar het oordeel van het hof mede aan bijgedragen dat een informeler gesprek tussen [E] en [verzoekster] is uitgebleven en het zwaardere middel van mediation is ingezet.
3 februari 2020 weer aan het werk gegaan. Teijin neemt het [verzoekster] kwalijk dat zij zomaar, zonder aankondiging, weer op het werk is verschenen. [E] heeft dit ongenoegen – over de mate waarin partijen van mening verschillen – laten blijken in aanwezigheid van de collega’s. [verzoekster] had er naar het oordeel van het hof beter aan gedaan om vooraf expliciet aan te kondigen dat zij op 3 februari 2020 weer aan het werk zou gaan. Aan de andere kant heeft [E] zelf aan [verzoekster] geschreven dat op zoek wordt gegaan naar een mediator zodat de gesprekken op 3 februari 2020 zo snel mogelijk van start kunnen gaan. Het had veel meer voor de hand gelegen dat Teijin als werkgever en gelet op de bij Teijin bekende verhoudingen tussen de collega’s (waar [verzoekster] zoals gezegd
nietover was geïnformeerd) de regie had gepakt over het moment en de wijze waarop [verzoekster] weer aan het werk zou gaan door haar daarover duidelijke mededelingen te doen. De uiting van het ongenoegen door [E] in aanwezigheid van de andere collega’s was naar het oordeel van het hof dan ook niet terecht en heeft de verhoudingen verder onder druk gezet.
Het hof kent daarnaast veel gewicht toe aan het feit dat [verzoekster] in juni 2020 is geconfronteerd met de verklaringen van collega’s en het verzoekschrift en de vaststellingsovereenkomst en aansluitend apart is gezet. Teijin heeft ook hier de wezenlijke stap van het gesprek tussen [verzoekster] en haar collega’s overgeslagen en direct gekoerst op het einde van de arbeidsovereenkomst. Doordat eerder adequaat handelen van de zijde van Teijin is uitgebleven, heeft de kennelijk bestaande verslechterde werksfeer door gesudderd totdat deze kennelijk – in de beleving van de collega’s – in juni 2020 niet langer houdbaar was.
dat als het hof van oordeel is dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen in relatie tot de g-grond (de grond waarop de arbeidsovereenkomst is ontbonden), het hof (op grond van de devolutieve werking) dient te beoordelen of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op de d-grond of de i-grond.
d-grond. Als de kritiek die er kennelijk bestond op [verzoekster] al moet worden beschouwd als een functioneringsprobleem, dan staat aan het verzoek tot ontbinding op de d-grond in de weg dat een deugdelijk verbetertraject heeft ontbroken. [verzoekster] is niet tijdig – namelijk in november/december 2019 – helder uiteengezet welke aanmerkingen er op haar functioneren zijn en zij heeft niet voldoende de gelegenheid gekregen zich te verbeteren. Het mediationtraject kan niet als een verbetertraject worden beschouwd, net zo min als de eerste coachingstrajecten, waarover hiervoor al is gezegd dat die niet, althans dat is niet gebleken, zijn ingestoken vanwege disfunctioneren van [verzoekster] . Teijin geeft aan dat talloze gesprekken zijn gevoerd met [verzoekster] . Bij gebreke aan enig verslag – behalve de persoonlijke aantekeningen van [E] van de gesprekken in december 2019 en januari 2020 – en de betwisting door [verzoekster] , kan het hof niet vaststellen dat van deze gesprekken sprake is geweest noch dat deze gesprekken de strekking hadden dat [verzoekster] disfunctioneerde en de gelegenheid kreeg zich te verbeteren. Omdat ook naar het oordeel van het hof zonder meer sprake is van een voldragen g-grond, komt het hof aan de beoordeling van de i-grond niet toe.
hoogte billijke vergoeding
Hoewel, zoals het hof al eerder heeft overwogen, uit het dossier nauwelijks blijkt dat [verzoekster] is aangesproken op haar houding, gedrag en communicatie, kan ook niet worden gezegd dat er geen vuiltje aan de lucht was. Zoals [verzoekster] zelf heeft uitgelegd was er een terugkerende irritatie tussen haar en [B] . Ter zitting heeft zij verklaard dat zij haar collega [G] bij terugkeer na haar ziekteperiode erop aansprak dat zij teleurgesteld was dat [G] haar niet had gebeld. Zo leer je je collega’s kennen, heeft [verzoekster] daar verder nog over verklaard. Dit geeft geen blijk van een vlekkeloze verhouding. Het hof leidt hieruit verder af dat [verzoekster] kennelijk weer was teruggevallen in de directe manier van communiceren waar de individuele coaching op gericht was. Deze stijl strookte niet met de onderling afgesproken teamwaarden. De verklaring van de drie collega’s liegt er niet om. Zoals hiervoor is vastgesteld is [verzoekster] niet gekend in de gevoelens die bij haar collega’s leefden maar dat doet op zichzelf niet af aan het feit dat deze collega’s de samenwerking met [verzoekster] op deze manier ervoeren. De kritiek die de collega’s hebben geuit in hun verklaring is fors. Wanneer Teijin niet ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld en dus na november 2019 de werksfeer in het team actief zou hebben aangepakt door gesprekken te organiseren met [verzoekster] alleen en met het team, al dan niet onder begeleiding en het team de tijd zou hebben gekregen om te bezien of de verhoudingen genormaliseerd en de werksfeer verbeterd konden worden, dan nog acht het hof, gelet ook op de aard en de inhoud van de kritiek die de collega’s op [verzoekster] hadden, de kans klein dat de verhoudingen zodanig genormaliseerd zouden kunnen worden dat [verzoekster] tot haar pensioengerechtigde leeftijd bij Teijin zou hebben gewerkt. Gelet op de aard en de ernst van de kritiek op [verzoekster] en het feit dat er al eerder groeps- en individuele coaching heeft plaatsgevonden, acht het hof een veel realistischer scenario dat na die door Teijin geleverde inspanningen, de verhoudingen nog steeds niet voldoende genormaliseerd zouden zijn geraakt om op een vruchtbare manier bestendig samen te blijven werken. Het hof schat in dat het dienstverband, het ernstig verwijtbaar handelen weggedacht, alsnog zou zijn ontbonden, zij het grofweg – uitgaande van een periode van een jaar gerekend vanaf januari 2020 waarin aan herstel van de verhoudingen zou zijn gewerkt, waarna een verzoekschrift zou zijn ingediend – per 1 mei 2021. [verzoekster] heeft nog aangevoerd dat zij gelet op haar leeftijd niet meer aan het werk zal komen. In het kader van de vaststelling van de billijke vergoeding komt aan deze omstandigheid maar beperkt betekenis toe omdat zoals hiervoor is overwogen, het dienstverband ook wanneer Teijin niet ernstig verwijtbaar had gehandeld, zou zijn geëindigd, zij het op een iets later moment. Hoewel het hof vindt dat Teijin flinke steken heeft laten vallen, is het hof niet gebleken dat Teijin van meet af aan doelbewust heeft aangestuurd op beëindiging van het dienstverband. Met die gestelde omstandigheid wordt dus geen rekening gehouden. Verder weegt mee dat [verzoekster] naast een transitievergoeding aanspraak zal kunnen maken op een WW-uitkering en de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2021 wordt ontbonden. Uitgaande van deze omstandigheden zal het hof de billijke vergoeding bepalen op € 11.000,- bruto.
€ 2.228,- aan salaris advocaat (2 x tarief II). De compensatie van de proceskosten in eerste aanleg blijft overeind.
4.4. De beslissing
€ 15.899,- en veroordeelt Teijin om aan [verzoekster] te betalen € 181,37 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van gehele voldoening;
€ 332,- aan griffierecht en op € 2.228,- aan salaris advocaat;