ECLI:NL:GHARL:2021:3496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
19/01208
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vennootschapsbelasting en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2019. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar veroordeelde de inspecteur van de Belastingdienst tot vergoeding van immateriële schade en proceskosten. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 2013, maar dit bezwaar werd door de inspecteur ongegrond verklaard. Na het instellen van hoger beroep heeft belanghebbende een compromis bereikt met de inspecteur, waardoor het hoger beroep werd ingetrokken. Het hof heeft vervolgens alleen nog uitspraak gedaan over de vergoeding van griffierecht en proceskosten. Het hof oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet was overschreden, waardoor er geen recht op immateriële schadevergoeding bestond. Wel werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 1.068 bedroegen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer 19/01208
uitspraakdatum: 13 april 2021
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.,gevestigd in [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 5 augustus 2019, nummer AWB 19/1199, ECLI:NL:RBGEL:2019:3549, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst(hierna: de inspecteur),
betreffende na te noemen verliesvaststellingsbeschikking.
Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 250 en in de proceskosten van € 512.
1.5. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
1.8. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2020 via een videoverbinding. Aan deze digitale zitting hebben deelgenomen [A] , bestuurder van belanghebbende, bijgestaan door gemachtigde [B] , alsmede, namens de inspecteur [C] .
1.9. Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota toegezonden aan de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
1.10. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
1.11. Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld de jaarstukken en een deel van de administratie ter inzage aan de inspecteur te verstrekken.
1.12. Bij brief met dagtekening 1 maart 2021 heeft belanghebbende aan het hof meegedeeld dat zij het hoger beroep intrekt omdat zij met de inspecteur een compromis heeft bereikt.
1.13. Bij emailbericht en bij brief met dagtekening 18 maart 2021 heeft de inspecteur de intrekking van het hoger beroep door belanghebbende en het bereikte compromis bevestigd.
1.14. Het hof dient slechts nog uitspraak te doen ten aanzien van de vergoeding van het griffierecht, proceskostenvergoeding en ten aanzien van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1.15. Het hof heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2.Ten aanzien van het verzoek om immateriële schadevergoeding

2.1.
Belanghebbende heeft het hof verzocht om toekenning van een vergoeding van immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn voor beslechting van dit belastinggeschil.
2.2.
Voor de berechting van een zaak in hoger beroep geldt als uitgangspunt dat het hof uitspraak doet binnen twee jaar nadat het hoger beroepschrift door het hof is ontvangen. [1] Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in deze procedure niet is overschreden. Er bestaat geen recht op een immateriële schadevergoeding.

3.Ten aanzien van het griffierecht

3.1.
Het hof ziet aanleiding te bepalen dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van € 345 en € 519 vergoedt, omdat de inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende is tegemoetgekomen.

4.Ten aanzien van de proceskosten

4.1.
Het hof ziet aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken.
4.2.
Het hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vast op 2 (1 punt voor het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) x € 534 x 1 (factor gewicht van de zaak) = € 1.068.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit heeft gemaakt.

5.Beslissing

Het Hof:
- bepaalt dat de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het hof van, in totaal, € 864 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 1.068.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Gladpootjes, voorzitter, mr. J.M. van der Vegt en mr. J.W. de Tombe, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Flutsch als griffier.
De beslissing is op 13 april 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
mr. P.A. Flutsch mr. T.A. Gladpootjes
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.