Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
De Grooth,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen De Grooth Vervoer B.V. over de loondoorbetalingsverplichting in het kader van de Ziektewet. [appellante] is in 2013 gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard en ontvangt een WIA-uitkering. Ze heeft bij De Grooth aangepast werk verricht, maar stelt dat ze recht heeft op doorbetaling van haar loon op basis van de cao Taxivervoer. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellante] afgewezen, omdat de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte al in 2013 was geëindigd en niet was gebleken dat de passende arbeid die [appellante] had verricht, als bedongen arbeid kon worden aangemerkt.
In hoger beroep heeft [appellante] haar vordering gewijzigd en uitgebreid, waarbij ze onder andere een verklaring voor recht vordert dat De Grooth verplicht is om haar loon door te betalen. Het hof heeft de grieven van [appellante] beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe loondoorbetalingsverplichting is ontstaan. Het hof oordeelt dat de enkele toepasselijkheid van artikel 29b lid 4 van de Ziektewet niet impliceert dat de aangepaste arbeid de bedongen arbeid is geworden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af.