Uitspraak
2 maart 2021
[Z](hierna: verzoeker)
De procedure
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Op 2 maart 2021 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoeker [X] [Z]. Dit verzoek was ingediend in het kader van hoger beroep in belastingzaken, genummerd 20/00495 tot en met 20/00498. Verzoeker had om uitstel van de mondelinge behandeling op 20 januari 2021 gevraagd en tegelijkertijd de wraking verzocht van de raadsheren mr. R.A.V. Boxem, mr. J.W. Keuning en mr. W.A.P. van Roij. De raadsheren gaven aan niet in de wraking te berusten en verschenen niet op de zitting van 18 februari 2021, waar verzoeker ook niet aanwezig was.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet had gewacht op de reactie van de raadsheren op zijn verzoek om uitstel voordat hij het wrakingsverzoek indiende. Dit werd als een procedurele beslissing beschouwd, waarover de wrakingskamer geen oordeel kon vellen. De wrakingskamer benadrukte dat wraking geen verkapt rechtsmiddel is en dat procedurele beslissingen in beginsel geen grond voor wraking kunnen vormen. De motivering van de procedurele beslissing kan alleen aanleiding geven tot wraking als deze blijk geeft van vooringenomenheid, wat in dit geval niet werd aangetoond.
De beslissing van de wrakingskamer werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open volgens artikel 8:18, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Afschriften van de beslissing zijn aangetekend verzonden op 2 maart 2021.