ECLI:NL:GHARL:2021:11413

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
200.276.168/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot lidmaatschap van verenigingen voor windparkexploitatie en onrechtmatige weigering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van Bio Boerma B.V. om lid te worden van de Windvereniging Zeewolde (WVZ) en de Ontwikkelvereniging Zeewolde (OVZ). Bio Boerma, een biologisch akkerbouwbedrijf gevestigd in Zeewolde, had in 2018 een aanvraag ingediend voor lidmaatschap van OVZ, maar deze werd afgewezen. Het hof oordeelde dat Bio Boerma recht heeft op lidmaatschap van WVZ en dat OVZ Bio Boerma onrechtmatig heeft geweigerd als lid toe te laten. Het hof stelde vast dat Bio Boerma voldeed aan de statutaire eisen voor lidmaatschap van OVZ, ondanks dat zij niet in het werkgebied van OVZ gevestigd is. Het hof oordeelde dat de weigering van OVZ om Bio Boerma als lid toe te laten, gezien de monopoliepositie van OVZ en de aard van de vereniging, onrechtmatig was. Het hof heeft OVZ gelast om Bio Boerma toe te laten als lid en heeft de schadevergoeding voor de geleden schade door de onrechtmatige weigering toegewezen. De kosten van de procedure werden aan WVZ en OVZ opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.276.168/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland NL19.2339)
arrest van 14 december 2021
in de zaak van
Bio Boerma B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Bio Boerma,
advocaat: mr. W.M. Bijloo uit Middelharnis,
tegen

1.Windvereniging Zeewolde,

2.
Ontwikkelvereniging Zeewolde,
beide gevestigd te Zeewolde,
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
Zeewolde c.s.en afzonderlijk
WVZen
OVZ,
advocaat: mr. J.J.M. Hendrickx uit Zeist.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het tussenarrest van 3 november 2020 heeft op 27 augustus 2021 een mondelinge behandeling plaatsgehad waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Aan het slot van de mondelinge behandeling is een datum voor arrest bepaald.
1.2.
In een brief van 29 september 2021 heeft mr. W.M. Bijloo op- en aanmerkingen op het proces-verbaal gemaakt. Voor zover noodzakelijk voor de beslissing zal het hof ingaan op de opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.

2.Waar gaat de zaak over en wat vindt het hof?

2.1.
Het draait in deze zaak in de kern om de vragen of Bio Boerma lid is of mag worden van WVZ en OVZ en of OVZ onrechtmatig jegens Bio Boerma heeft gehandeld door haar het lidmaatschap in 2018 te weigeren. Bio Boerma wil participeren in Windpark Zeewolde. De rechtbank heeft geoordeeld dat Bio Boerma niet voldoet aan de eisen van het lidmaatschap van OVZ en daarom geen belang heeft bij lidmaatschap van WVZ.
2.2.
Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof is Bio Boerma lid van WVZ en is Boerma (nog) geen lid van OVZ maar moet OVZ Bio Boerma toelaten als lid. Het hof is van oordeel dat OVZ dat in 2018 al had moeten doen en door dat niet te doen jegens Bio Boerma onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof verwijst de zaak voor de begroting van de schade die Bio Boerma daardoor heeft geleden naar de schadestaatprocedure. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissingen is gekomen. Het hof zal eerst de feiten schetsen.

3.De feiten

3.1.
Bio Boerma, opgericht in 2009, exploiteert een biologisch akkerbouwbedrijf in Zeewolde met circa 370 hectare landbouwgrond voor de teelt van onder meer aardappelen, uien en wortels. Enig aandeelhouder en bestuurder van Bio Boerma is Boerma Beheer B.V. Enig aandeelhouder en bestuurder van Boerma Beheer is [naam1] (hierna: [naam1] ). [naam1] heeft dit agrarisch bedrijf in 2004 van zijn ouders overgenomen. Voor de oprichting van Bio Boerma heeft [naam1] dit agrarisch bedrijf uitgeoefend in de vorm van de (man-vrouw) maatschap van [naam1] en [naam2] .
3.2.
WVZ is in februari 2013 opgericht. WVZ had een voorlichtende rol en moest draagvlak creëren voor de ontwikkeling van een nieuw windpark in Zeewolde. Op grond van artikel 4 van de statuten van WVZ kunnen (onder meer) grondgebruikers in het werkgebied lid van WVZ zijn.
3.3.
Bio Boerma is niet gevestigd in het werkgebied van WVZ en [naam1] woont niet in het werkgebied van WVZ. Wel pacht Bio Boerma van Vitens N.V. twee percelen landbouwgrond in het werkgebied van WVZ; een perceel landbouwgrond van 21,3 hectare aan de [adres1] en een perceel landbouwgrond van 34,5 hectare aan de [adres2] . Het gaat om geliberaliseerde pacht. Vóór Bio Boerma deze landbouwgronden pachtte heeft, van 2004 tot 2009, de maatschap [naam1] en [naam2] deze landbouwgronden in pacht gehad en daarvóór, vanaf 1997, de vader van [naam1] .
3.4.
OVZ is in maart 2015 opgericht en heeft volgens haar statuten ten doel om met concrete plannen te komen voor de sanering (sloop) van 220 windmolens en de bouw van circa 90 nieuwe windmolens inclusief de financiering daarvan (project Windpark Zeewolde). OVZ tracht haar doel te bereiken (onder meer) door het sluiten van de “ledenovereenkomst Ontwikkelvereniging Zeewolde”, waarmee de leden van de vereniging financieel deelnemen in het windparkproject.
3.5.
Vanaf de oprichting tot 4 december 2018 golden voor het lidmaatschap van OVZ de statutaire eisen dat een (rechts)persoon bewoner, grondeigenaar, grondgebruiker of turbine-eigenaar binnen het werkgebied van OVZ moest zijn, niet al moest participeren in een windpark binnen het werkgebied van OVZ, de ledenovereenkomst moest hebben ondertekend en lid moest zijn en blijven van WVZ. In de vanaf de oprichting tot 4 december 2018 geldende statuten was in artikel 6 bepaald dat de algemene vergadering beslist over toelating van leden en dat toelating tot de vereniging geschiedt door aanmelding bij het bestuur.
3.6.
Het werkgebied van OVZ is beperkter dan het werkgebied van WVZ, maar de landbouwgronden aan de [adres1] en aan de [adres2] , die Bio Boerma van Vitens pacht, vallen binnen het werkgebied van OVZ (hierna: het werkgebied).
3.7.
In november 2016 is Windpark Zeewolde B.V. opgericht.
3.8.
Op 5 september 2017 heeft de gemeente Zeewolde aan Windpark Zeewolde een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 91 windmolens. De vergunning is gebaseerd op het Rijksinpassingsplan “Windpark Zeewolde”.
3.9.
Op enig moment heeft [naam1] (overigens vergeefs) langs bestuurlijke weg het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windpark aangevochten tot aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verweerschrift van de ministers van EKZ (Economische Zaken en Klimaat) en BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) in die procedure dateert van december 2017. Naar aanleiding van dit verweerschrift heeft Bio Boerma zich in een brief van 20 februari 2018 via haar advocaat als lid aangemeld bij OVZ. Het bestuur van OVZ heeft dit verzoek afgewezen in een brief van 18 maart 2018. Bio Boerma heeft zich, via haar advocaat, in een brief van 13 juni 2018 nog eens bij OVZ aangemeld als lid. Dit verzoek heeft het bestuur van OVZ afgewezen in een brief van 17 september 2018.
3.10.
Op 4 december 2018 zijn de statuten van OVZ gewijzigd. Vanaf toen gelden (op grond van artikel 4 van de statuten) voor lidmaatschap van OVZ de statutaire eisen dat een (rechts)persoon op de peildatum 5 april 2016 in het werkgebied juridisch eigenaar en/of economisch eigenaar/gerechtigde van een woning of van een perceel landbouwgrond of van een windturbine moest zijn of grondgebruiker op basis van een meerjarig pachtcontract, niet al moest participeren in een windpark binnen het werkgebied, de ledenovereenkomst moest hebben ondertekend en lid moest zijn en blijven van WVZ. Verder is het op grond van (artikel 6 van) de - gewijzigde - statuten zo dat het bestuur beslist over de toelating van leden, waarbij aan het bestuur een discretionaire bevoegdheid is toegekend een (rechts)persoon als lid toe te laten als niet is voldaan aan de daartoe gestelde statutaire vereisten.
3.11.
Op de aan de statutenwijziging voorafgegane algemene ledenvergadering (van 29 november 2018) is de vraag gesteld wat onder een meerjarig pachtcontract verstaan moet worden. Uit de notulen van die vergadering blijkt dat die vraag toen als volgt is beantwoord: “
Wat is meerjarig? Antw.: Dat is zoals het staat in de wet, dus reguliere pacht wat betekent tenminste 6 jaar (los land) respectievelijk tenminste 12 jaar (hoeve). Meerjarig is niet geliberaliseerde pacht. Achterliggende gedachte: iemand moet duurzaam zijn aan het werkgebied. Ander punt van belang hierbij is de peildatum. Toen is (…) gekeken of het meerjarig was.
3.12.
In een toelichting bij het concept van de statuten staat bij de voorgestelde wijziging van artikel 4 van de statuten:
"
Twee inhoudelijke aanvullingen:- Toevoeging peildatum (…)- Toevoeging van 'meerjarig' bij pachtcontract
Toelichting wijziging: de aanvullingen bekrachtigen altijd bedoelde en toegepaste beleid van de Ontwikkelvereniging."
3.13.
Boerma Beheer heeft in juni 2018 19 hectare landbouwgrond aangekocht aan de [adres3] in het werkgebied.
3.14.
Op enig moment heeft Windpark Zeewolde alle rechten en verplichtingen van OVZ overgenomen. De leden van OVZ hebben langlopende ledenovereenkomsten met OVZ gesloten op grond waarvan zij langlopende leningen hebben verstrekt waarvoor zij certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde hebben verworven, welke leningen gedurende het bestaan van Windpark Zeewolde worden afgelost. De winst van Windpark Zeewolde komt volledig ten goede aan haar certificaathouders.

4.De beoordeling

Vorderingen en bezwaren bij het hof
4.1.
Bio Boerma heeft haar vordering in hoger beroep vermeerderd. Bio Boerma vordert dat het hof het vonnis van de rechtbank van 31 oktober 2019 vernietigt en, opnieuw rechtdoende, zakelijk weergegeven:
voor recht verklaart dat Bio Boerma lid is van WVZ,
primairvoor recht verklaart dat Bio Boerma lid is van OVZ,
subsidiairOVZ op straffe van een dwangsom van € 100.000,- gelast om Bio Boerma toe te laten en in te schrijven als lid van OVZ,
3. voor recht verklaart dat het besluit van het bestuur van OVZ om Bio Boerma in 2015, althans bij brieven van het bestuur van 18 maart 2018 en 17 september 2018 niet als lid toe te laten, onrechtmatig is,
4. OVZ en WVZ veroordeelt tot vergoeding van de schade die Bio Boerma lijdt en zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5. OVZ gelast om te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten die aan het lidmaatschap zijn verbonden, waaronder het recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden kan uitoefenen;
met veroordeling van OVZ en WVZ in de kosten van het geding in beide instanties en in de nakosten vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.
Bio Boerma heeft in hoger beroep dertien bezwaren (grieven) tegen het vonnis van de rechtbank van 31 oktober 2019 naar voren gebracht. Met haar grieven legt Bio Boerma het geschil in volle omvang voor aan het hof.
De vermeerdering van eis van Bio Boerma is toelaatbaar
4.3.
WVZ en OVZ hebben tegen de eiswijziging van Bio Boerma als zodanig geen bezwaar gemaakt. Deze is ook niet in strijd met de goede procesorde en is gedaan bij de eerste daartoe bestaande gelegenheid in hoger beroep. Recht wordt daarom gedaan op basis van de gewijzigde eis.
Nieuwe verweren
4.4.
Voor het eerst op de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben WVZ en OVZ tot hun verweer aangevoerd dat Bio Boerma geen lid is/moet worden van OVZ omdat Bio Boerma al in een ander windpark participeert of heeft kunnen participeren en/of omdat Bio Boerma op grond van artikel 6 van de statuten eerst een beroep op de algemene ledenvergadering had moeten doen. Dit is in strijd met de twee-conclusieregel. Als hoofdregel geldt dat verweren in beginsel niet in een later stadium dan in de memorie van antwoord mogen worden aangevoerd. [1] De door de Hoge Raad in vaste rechtspraak aanvaarde uitzonderingen [2] op deze “in beginsel strakke” regel (kort gezegd: ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij, nieuwe feiten en de bijzondere aard van de desbetreffende procedure) zijn door WVZ en OVZ niet gesteld, noch zijn die uitzonderingen op een andere wijze gebleken. Bio Boerma heeft bezwaar tegen het voeren van deze nieuwe verweren gemaakt. Het hof gaat daarom aan deze verweren voorbij.
Bio Boerma is lid van WVZ
4.5.
Artikel 2:33 BW houdt in dat, tenzij de statuten anders bepalen, het bestuur van de vereniging beslist over de toelating van een lid en dat bij niet-toelating de algemene vergadering alsnog tot toelating kan besluiten. In artikel 6 van de statuten van WVZ is opgenomen dat het bestuur beslist over de toelating van leden en dat toelating tot de vereniging geschiedt door aanmelding bij het bestuur.
4.6.
WVZ betwist dat dat bestuursbesluit er is. Vanwege het in artikel 3:35 BW - in verbinding met artikel 3:59 BW- vervatte beginsel, bestaat evenwel de mogelijkheid dat een (rechts)persoon die op grond van verklaringen of gedragingen van het daartoe bevoegde orgaan van een vereniging heeft aangenomen - en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen aannemen - dat een besluit is genomen hem als lid van de vereniging toe te laten, in dit vertrouwen bescherming geniet, in die zin dat hij op die grond als lid van de vereniging heeft te gelden [3] . Die situatie doet zich naar het oordeel van het hof in deze zaak voor. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.7.
Op 1 februari 2013 heeft Bio Boerma een haar door het bestuur van WVZ verstrekt inschrijfformulier van WVZ ingevuld en dat WVZ toegestuurd. Terecht wijst WVZ er op dat de in het inschrijfformulier opgenomen voorbedrukte verklaring “
Met dit formulier meldt u zich aan als lid van de gebiedsvereniging ‘Windvereniging Zeewolde’. U verklaart hierbij dat u bewoner, grond- of turbine-eigenaar in het gebied bent” ten aanzien van Bio Boerma niet klopt. Bio Boerma is immers geen grondeigenaar, maar grondgebruiker. Naar het oordeel van het hof staat dit er niet aan in de weg dat Bio Boerma redelijkerwijs heeft mogen aannemen, dat het bestuur een besluit heeft genomen om haar als lid van de vereniging toe te laten. Bio Boerma heeft zich, zoals de statuten voorschrijven, als lid van de vereniging aangemeld bij het bestuur. Het inschrijfformulier is kennelijk door het bestuur van WVZ ontvangen omdat de voorzitter van het bestuur van WVZ Bio Boerma de ontvangst van de aanmelding diezelfde dag nog schriftelijk als volgt heeft bevestigd: “
Hallo [naam1] , Bedankt voor het in ons gestelde vertrouwen. Vriendelijke groet”. Gesteld noch gebleken is dat Bio Boerma daarna van WVZ te horen heeft gekregen dat zij niet aan de statutaire eisen voor het lidmaatschap voldoet. WVZ stelt dat zij Bio Boerma contributiefacturen en aanmaningen heeft gestuurd. Hieruit blijkt dat (ook) WVZ Bio Boerma als lid aanmerkte. Dit correspondeert met de bepaling in artikel 4 van de statuten van WVZ dat ook grondgebruikers lid van de vereniging kunnen zijn en met de in artikel 3 van de statuten van WVZ opgenomen bepaling dat WVZ zich tot doel heeft gesteld om naast bewoners en grond- en turbine-eigenaren ook grondgebruikers “
in het gebied invloed te (kunnen) laten uitoefenen en bij te (laten) dragen aan (de ontwikkeling van) duurzame windenergie in het (…) gebied waar de vereniging actief is.” Bio Boerma voldoet als grondgebruiker in het werkgebied aan de statutaire voorwaarden van WVZ.
4.8.
Niet ter discussie staat dat Bio Boerma niet aanwezig was bij vergaderingen en bijeenkomsten van WVZ, dat Bio Boerma geen contributie heeft betaald en dat Bio Boerma langs bestuursrechtelijke weg het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windparkproject heeft aangevochten. Omdat een (ander) lid van WVZ dit gedrag net zo goed had kunnen vertonen, spelen deze gedragingen bij de beoordeling of Bio Boerma lid van WVZ is geworden geen doorslaggevende rol.
4.9.
WVZ voert subsidiair het (zelfstandig) verweer dat het lidmaatschap van Bio Boerma is geëindigd. Bio Boerma betwist dit. Artikel 7 van de statuten van WVZ bepaalt op welke wijzen het lidmaatschap eindigt, kort gezegd: door opzegging van het lid, door ontbinding van een lid-rechtspersoon, door opzegging namens de vereniging en door ontzetting. Dus niet wanneer geen contributie wordt betaald en/of bij afwezigheid op vergaderingen en/of het voeren van een (bestuursrechtelijke) procedure. Deze omstandigheden hebben het lidmaatschap van Bio Boerma dan ook niet beëindigd, ook niet in samenhang bezien. WVZ heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij het lidmaatschap van Bio Boerma heeft opgezegd, laat staan op de wijze zoals de statuten voorschrijven. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat Bio Boerma betwist dat zij contributiefacturen en aanmaningen van WVZ heeft ontvangen. Gelet op die betwisting lag het op de weg van WVZ om haar stelling nader te onderbouwen. WVZ heeft dat nagelaten en daarmee haar stelling onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er daarom vanuit, dat Bio Boerma die stukken niet heeft ontvangen. Dit levert dan ook (nog) geen grond voor opzegging op. Dit betekent dat Bio Boerma nog steeds lid van WVZ is. De door Bio Boerma (onder 1) gevorderde verklaring voor recht dat Bio Boerma lid is van WVZ, kan dus worden toegewezen.
Bio Boerma is (nog) geen lid van OVZ
4.10.
Bio Boerma stelt dat zij in 2015 lid is geworden van OVZ. Het daartegen door OVZ gevoerde verweer slaagt. [naam1] heeft op de zitting namelijk verklaard dat hij in 2015 met één van de bestuursleden van OVZ heeft gesproken over het lidmaatschap van Bio Boerma en dat die bestuurder hem toen heeft verteld dat Bio Boerma geen lid kon worden van OVZ omdat Bio Boerma niet aan de voorwaarden voldeed. Ook overigens heeft Bio Boerma haar stelling onvoldoende onderbouwd. Bio Boerma voert aan dat zij in 2015 lid van OVZ is geworden door aanvaarding van het aanbod van OVZ aan de leden van WVZ om lid te worden van OVZ. Bio Boerma heeft evenwel geen feiten en/of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat haar dit aanbod is gedaan en dat zij dit aanbod heeft geaccepteerd. Gelet op de betwisting van OVZ, lag het wel op de weg van Bio Boerma om haar stelling nader te onderbouwen. Bio Boerma heeft dat nagelaten en daarom gaat het hof aan deze stelling van Bio Boerma voorbij.
4.11.
Bio Boerma is ook niet in 2018 lid geworden van OVZ. Bio Boerma heeft zich weliswaar via haar advocaat in brieven van 20 februari en 13 juni 2018 als lid bij OVZ aangemeld, maar het bestuur van OVZ heeft het verzoek van Bio Boerma schriftelijk afgewezen in brieven van 18 maart en 17 september 2018. Dat Bio Boerma er desondanks gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat zij lid van OVZ was blijkt uit niets. De door Bio Boerma (primair onder 2) gevorderde verklaring voor recht dat zij lid is van OVZ, zal dus worden afgewezen.
Bio Boerma voldoet aan de statutaire voorwaarden voor lidmaatschap van OVZ
4.12.
Bio Boerma vordert (subsidiair onder 2) dat het hof OVZ gelast om Bio Boerma toe te laten als lid van OVZ. Voor toewijzing van deze vordering is allereerst nodig dat Bio Boerma voldoet aan de in de (huidige) statuten opgenomen vereisten voor het lidmaatschap van OVZ. Volgens OVZ voldoet Bio Boerma niet aan de in artikel 4 opgenomen statutaire eis dat een (rechts)persoon sinds de peildatum 5 april 2016 in het werkgebied grondgebruiker is op basis van een meerjarig pachtcontract. Tussen partijen is in geschil of onder meerjarig pachtcontract alleen reguliere pacht wordt verstaan (standpunt OVZ) of ook geliberaliseerde pacht (standpunt Bio Boerma). Het komt daarmee aan op de uitleg van deze statutaire bepaling.
4.13.
Het hof is het met de rechtbank eens dat deze statutaire bepaling objectief moet worden uitgelegd, waarbij mede acht wordt geslagen op de elders in de statuten gebruikte formuleringen en de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Deze statutaire bepaling ziet immers op de verhouding tussen de vereniging en derden. Het hof stelt vast dat de rechtbank bij haar uitleg ook andere dan objectieve maatstaven heeft betrokken, zoals notulen van een algemene ledenvergadering van 29 november 2018 en een toelichting op de concept statuten van 25 oktober 2018. Dit zijn gegevens die niet kenbaar waren voor derden als Bio Boerma en die daarom bij de uitleg geen rol spelen. De daartegen gerichte grief van Bio Boerma slaagt.
4.14.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt een objectieve uitleg van het begrip “
grondgebruiker op basis van een meerjarig pachtcontract” niet dat alleen reguliere pachtovereenkomsten daaronder kunnen vallen. Ook geliberaliseerde pacht kan immers meerjarig worden aangegaan voor de duur van zes jaren of korter of voor een duur van langer dan zes jaren. Op de peildatum 5 april 2016 had Bio Boerma zowel landbouwgrond aan de [adres1] als landbouwgrond aan de [adres2] in gebruik op basis van een geliberaliseerde pachtovereenkomst voor de duur van twee jaar. Bio Boerma voldoet
daarmee aan de huidige statutaire voorwaarden voor lidmaatschap van OVZ in de meest letterlijke zin. OVZ vindt de wettelijke bescherming van een reguliere pachtovereenkomst van doorslaggevend belang, maar zo heeft zij dat niet in de statuten verwoord.
4.15.
Ook wanneer de statutaire bepaling zo moet worden uitgelegd, zoals OVZ stelt, dat een (rechts)persoon duurzaam met het werkgebied verbonden moet zijn, voldoet Bio Boerma overigens met haar geliberaliseerde pacht aan dat vereiste en voldeed Bio Boerma daar op de peildatum 5 april 2016 ook al aan. Vanaf 1997 is grond in het werkgebied immers gepacht door - en daarmee in gebruik geweest van - (rechtsvoorgangers van) Bio Boerma. Het gaat hier niet om kortlopende pacht. Bio Boerma heeft bovendien een verklaring van Vitens in het geding gebracht waaruit blijkt dat Vitens geen intentie heeft om een einde te maken aan de pacht.
OVZ moet Bio Boerma als lid toelaten
4.16.
De vaststelling dat Bio Boerma voldoet aan de statutaire eisen van OVZ voor lidmaatschap betekent nog niet dat OVZ Bio Boerma als lid moet toelaten. Het staat een vereniging namelijk in beginsel vrij om een gegadigde niet toe te laten tot het lidmaatschap, ook als deze voldoet aan alle statutaire vereisten. Alleen op grond van bijzondere omstandigheden kan dat anders zijn.
4.17.
Naar het oordeel van het hof doen die bijzondere omstandigheden zich hier voor. Alleen Windpark Zeewolde is als vergunninghouder gerechtigd om in het werkgebied een windpark te realiseren en alleen via OVZ zijn certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde verkregen. Windpark Zeewolde en OVZ voeren een overheidstaak uit, te weten het realiseren van windenergie en zij hebben in het werkgebied een monopoliepositie. Bio Boerma heeft in het werkgebied geen alternatief, kan niet zelf een windmolen oprichten en exploiteren. De aard van OVZ is niet gericht op samenwerking. Het lidmaatschap van OVZ is gericht op financiering en verkrijging van certificaten van aandelen in Windpark Zeewolde. OVZ voert aan dat haar belang er in is gelegen om zoveel mogelijk bewoners en ondernemers te laten participeren in Windpark Zeewolde, maar alleen als zij duurzaam met het gebied zijn verbonden. De monopoliepositie, aard en belangen van OVZ brengen naar het oordeel van het hof mee dat zij Bio Boerma moet toelaten als lid. Niet in discussie is, dat Bio Boerma een aanzienlijk belang heeft bij lidmaatschap van OVZ.
4.18.
De omstandigheid dat Bio Boerma langs bestuursrechtelijke weg het Rijksinpassingsplan en de omgevingsvergunning voor het windparkproject heeft aangevochten, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het stond Bio Boerma in beginsel vrij om naar de rechter te gaan die de wet haar toekent (artikel 17 Grondwet). Niet gesteld of gebleken is dat het bewandelen van een dergelijke bestuursrechtelijke weg een statutaire belemmering voor het lidmaatschap is. Het bezwaar van Bio Boerma is bovendien afgewezen.
4.19.
OVZ heeft onvoldoende onderbouwd dat haar in dit geval een discretionaire bevoegdheid toekomt zoals artikel 6 van haar statuten die aan het bestuur toekent. In deze zaak doet zich niet de in de statuten omschreven situatie voor dat een (rechts)persoon als lid wordt toegelaten als niet is voldaan aan de daarvoor gestelde statutaire vereisten. Hier doet zich het omgekeerde geval voor van een (rechts)persoon die niet wordt toegelaten terwijl hij wel aan de statuten voldoet. OVZ stelt dat haar bestuur ook dan een discretionaire bevoegdheid heeft. OVZ heeft geen onderbouwing gegeven van hoe daar uitvoering aan wordt gegeven. Het hof maakt uit de door OVZ tijdens de mondelinge behandeling op de zitting bij het hof gegeven toelichting op dat OVZ die bevoegdheid niet eerder heeft gebruikt. Toen heeft OVZ verklaard dat iedereen in het werkgebied bij haar bekend is en dat iedereen die in aanmerking komt om lid van OZV te worden ook lid is geworden.
4.20.
Het hof komt tot de conclusie dat Bio Boerma recht heeft op toelating. De (subsidiair onder 2) ingestelde vordering OVZ te gelasten om Bio Boerma toe te laten als lid van OVZ zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
OVZ heeft onrechtmatig gehandeld door Bio Boerma in 2018 niet als lid toe te laten
4.21.
Toen Bio Boerma zich in 2018 bij OVZ aanmeldde als lid, gold in artikel 4 van de statuten van OVZ de eis dat een (rechts)persoon grondgebruiker in het werkgebied moest zijn. Bio Boerma voldeed in 2018 zonder meer aan dat vereiste. Hierin kan dan ook geen grond voor weigering van het lidmaatschap worden gevonden. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat Bio Boerma in 2018 lid was van WVZ wat vereist is voor lidmaatschap van OVZ.
4.22.
Omdat een redelijke grond voor weigering ontbrak en gelet op de monopoliepositie, aard en belangen van OVZ is de weigering om Bio Boerma in 2018 als lid toe te laten, onrechtmatig. OVZ heeft onvoldoende onderbouwd dat haar in 2018 een discretionaire bevoegdheid toekwam het lidmaatschap van Bio Boerma te weigeren. Een discretionaire bevoegdheid is niet in de tot 4 december 2018 geldende statuten opgenomen. Het verweer van OVZ dat haar vaste aannamebeleid is dat alleen pachters met een reguliere pachtovereenkomst voor het lidmaatschap in aanmerking komen, baat OVZ niet. Voor zover de situatie van andere grondgebruikers al vergelijkbaar is met de situatie van Bio Boerma
- OVZ heeft die stelling niet onderbouwd - heft dit haar onrechtmatig handelen jegens Bio Boerma niet op. Dit leidt tot toewijzing van de (onder 3) gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van het bestuur van OVZ om Bio Boerma in 2018 niet toe laten als lid, onrechtmatig is.
4.23.
De vordering om OVZ te veroordelen tot vergoeding van de schade die Bio Boerma daardoor lijdt en zal lijden, op te maken bij staat zal eveneens worden toegewezen. Bio Boerma heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd - en evenmin een rechtsgrond genoemd - waaruit volgt dat WVZ gehouden is tot vergoeding van die schade. Deze (ook) tegen WVZ ingestelde vordering zal daarom worden afgewezen. De mogelijkheid dat Bio Boerma door het onrechtmatig handelen van OVZ schade heeft geleden is aannemelijk, zodat aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaat is voldaan [4] .
Rechten van Bio Boerma als lid van OVZ
4.24.
Als (toe te laten en in te schrijven) lid van OVZ dient OVZ te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten die aan het lidmaatschap zijn verbonden verkrijgt, waaronder het
recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben verkregen. OVZ is daartoe ook in staat, doordat haar bestuurders ook bestuurder zijn van het Windpark.
4.25.
OVZ heeft haar stelling dat door Windpark Zeewolde geen certificaten kunnen worden uitgegeven en dat op grond van de bankfinanciering geen leningen kunnen worden verstrekt onvoldoende onderbouwd. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat niet zou kunnen.

5.De slotsom

5.1.
De grieven van Bio Boerma slagen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van Bio Boerma worden grotendeels toegewezen.
5.2.
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof WVZ en OVZ in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van Bio Boerma zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 176,30
- griffierecht € 639,-
-totaal verschotten €
815,30
- salaris advocaat € 1.086,- (2 punten x tarief € 543,-)
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Bio Boerma zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 92,60
- griffierecht € 760,-
- totaal verschotten €
852,60
- salaris advocaat € 2.228,- (2 punten x tarief II € 1.114,-)
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten en de rente daarover toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 31 oktober 2019 en doet opnieuw recht;
verklaart voor recht dat Bio Boerma lid is van WVZ;
gelast OVZ om Bio Boerma toe te laten en in te schrijven als lid van OVZ, op straffe van een dwangsom van € 2.000,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van
€ 100.000,- als OVZ daarmee na zeven dagen na betekening van het arrest ingebreke blijft;
verklaart voor recht dat het besluit van het bestuur van OVZ (in de brieven van
18 maart 2018 en 17 september 2018) om Bio Boerma niet als lid toe te laten,
onrechtmatig is;
veroordeelt OVZ tot vergoeding aan Bio Boerma van de daardoor door Bio Boerma geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
gelast OVZ om te bewerkstelligen dat Bio Boerma alle rechten verkrijgt, die aan het lidmaatschap zijn verbonden, waaronder het recht op financiële participatie in Windpark Zeewolde, op gelijke wijze als bestaande leden dat recht hebben verkregen;
veroordeelt WVZ en OVZ in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Bio Boerma wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 815,30 voor verschotten en op € 1.086,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 852,60 voor verschotten en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt WVZ en OVZ in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval WVZ en OVZ niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak hebben voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest ten aanzien van de uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Smit, H. de Hek en F.M.C. Boesberg en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.

Voetnoten

1.HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045
2.HR 20 juni 2008, ECL:NL:HR:2008:BC4959 en HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:BI8771
3.HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7705
4.Hoge Raad 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:269.