ECLI:NL:HR:2007:AZ7705
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verenigingsrecht en de toepassing van de vertrouwensleer in het lidmaatschap van een vereniging
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Vereniging Oud Volendam en een aantal leden over de rechtmatigheid van hun uitschrijving als bestuur van de vereniging en de Stichting Volendams Museum. De zaak is gestart met een verzoekschrift van de verweerders in cassatie aan de kantonrechter in Haarlem, waarin zij vroegen om te verklaren dat hun uitschrijving per 1 juni 2004 onrechtmatig was. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, maar de eisers in cassatie hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, wat leidde tot cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de eisers tot cassatie, die zich beschouwen als leden van de vereniging, daadwerkelijk als zodanig kunnen worden erkend. De statuten van de vereniging vereisen dat leden zich aanmelden bij het bestuur, dat over de toelating beslist. De Hoge Raad oordeelt dat de eisers niet als leden kunnen worden aangemerkt, omdat zij niet door het bestuur zijn toegelaten en geen jaarlijkse contributie zijn verschuldigd. De Hoge Raad bevestigt dat de eisers als belanghebbenden kunnen worden beschouwd in de zin van de Handelsregisterwet, omdat zij menen ten onrechte niet als leden te worden erkend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad volgt deze conclusie en verwerpt beide beroepen, waarbij de kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een formele toelating tot een vereniging en de rol van de statuten in het lidmaatschap.