ECLI:NL:GHARL:2021:11405
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en verplichting tot hoofdverblijf in sociale huurwoning; ontruimingsvordering in kort geding
In deze zaak heeft [appellante] in september 2020 een sociale huurwoning gehuurd van de stichting Bazalt Wonen, maar is zij niet in de woning gaan wonen omdat zij in Wit-Rusland verbleef. De huurovereenkomst verplichtte [appellante] om haar hoofdverblijf in de woning te hebben. Na elf maanden heeft Bazalt ontruiming gevorderd, welke vordering door de voorzieningenrechter is toegewezen. Het hof bekrachtigt dit vonnis en legt uit waarom.
Het hof heeft op 2 november 2021 een tussenarrest gewezen en een zitting aangekondigd. Tijdens de zitting op 23 november 2021 was [appellante] niet aanwezig, maar haar advocaat heeft de zaak toegelicht. Het hof oordeelt dat Bazalt voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [appellante] geen hoofdverblijf in de woning had, wat een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Het hof concludeert dat met grote waarschijnlijkheid kan worden verwacht dat een bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van spoedeisend belang bij de ontruimingsvordering, wat het hof onderschrijft. [appellante] heeft aangevoerd dat haar omstandigheden, zoals corona en de politieke situatie in Wit-Rusland, haar terugkeer naar Nederland belemmerden, maar het hof oordeelt dat zij deze stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. De verplichting om hoofdverblijf in de woning te hebben is essentieel, vooral gezien de schaarste aan sociale huurwoningen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep. De kosten worden vastgesteld op € 772 aan griffierecht en € 2.228 voor salaris van de advocaat. Dit arrest is gewezen door mrs. G.P. Oosterhoff, S.C.P. Giesen en M.S.A. van Dam en is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.