In het eerste telefoongesprekhebben mevrouw [naam2] , fraudecoördinator bij Achmea (P), en [appellante] (S) onder meer het volgende uitgewisseld:
“P; en die sieraden die had u op dat moment allemaal thuis dus?
S; ja meeste ja
P; en wat bedoelt u met meeste
S; ja ik heb natuurlijk heel veel sieraden. Een deel van mijn sieraden wat ik dan op heb gegeven, die waren gewoon thuis.
P; onder andere die sieraden die ook in dat zakje zaten he
S; ja klopt
P; die had u thuis
S; ja die had ik thuis maar ik had nog meer sieraden. Ik had ook nog andere diamanten en zo.
P; oke waar had u die sieraden dan?
S; hoe bedoelt u waar ik die sieraden had?
P; nou je zegt ik had nog meer sieraden. Had je die niet thuis?
S; jaja ik heb een deel sieraden heb ik ook nog bij mijn ouders en ook nog sieraden gewoon thuis want wij turken krijgen heel veel sieraden als wij gaan trouwen begrijpt u. en dat zijn sieraden die je dan niet wil bewaren en dat was dus eigenlijk een deel dat ik eigenlijk wilde meenemen naar het buitenland.”
en verderop:
“P; even over die sieraden. U zegt die lagen of bij uw ouders of u had ze thuis.
S; mevrouw ik heb heel veel sieraden. Dus het deel wat ik dus wilde meenemen. Die lagen gewoon bij mijn huis.
P; en die zijn allemaal meegenomen?
S; ja want ik ga niet bij dmk, je hebt een kluis om je sieraden te bewaren he.
P; ja dus eventjes, want dat is mij nog niet helemaal duidelijk, want u zegt de kluis op per 30 april? En toen hebt u de sieraden in huis genomen.
S; niet 30 april. Dat was volgens mij ergens in mei hoor.
P; in mei okee
S; ja ik weet het niet uit mijn hoofd maar dat was ergens in mei geloof ik
P; dan hebt u daar de kluis opgezegd, u hebt de sieraden in huis genomen en die sieraden zijn gestolen?
S; ja mevrouw dat is mijn vriend ik heb ook nog een ticket als u dat wilt kan ik dat ook naar u doormailen.
P; nee nog even terug naar die sieraden, anders wordt het voor mij een beetje onduidelijk. Dus u hebt de sieraden uit de kluis genomen, die hebt u mee naar huis genomen en die sieraden zijn allemaal weg. En u hebt nog wat sieraden bij uw ouders. Maar die zijn er nog neem ik aan he?
S; ja klopt”
en ten slotte:
“P; maar ergens heb ik gelezen dat u geen sieraden meer over had.
S; hoe bedoelt u geen sieraden meer over had?
P; nou dat alle sieraden van u gestolen waren
S; ja in huis
P; ja maar dan mag ik toch aan u vragen waar u nog meer sieraden had, behalve bij uw ouders
S; ja ik heb gewoon overal sieraden. Ik vind dat gewoon privé. Het gaat om de inbraak.(…)”.