ECLI:NL:GHARL:2021:10601

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
200.284.727
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte: ontbinding en ontruiming wegens gebrek aan hoofdverblijf

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [opposante], de huurder van een sociale huurwoning van Stichting De Alliantie, en de verhuurder. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 16 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [opposante] tegen een eerder verstekarrest van 18 mei 2021. In dat verstekarrest oordeelde het hof dat [opposante] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij niet haar hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft. Dit leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling tot ontruiming van de woning.

[opposante] heeft verzet ingesteld tegen het verstekarrest, maar het hof heeft dit verzet ongegrond verklaard. Het hof heeft overwogen dat [opposante] onvoldoende heeft aangetoond dat zij wel haar hoofdverblijf in de woning heeft. De verhuurder, De Alliantie, heeft voldoende bewijs geleverd van de afwezigheid van [opposante] in de woning, waaronder verklaringen van omwonenden en gegevens over het energieverbruik. Het hof heeft geconcludeerd dat de tekortkoming van [opposante] in de nakoming van de huurovereenkomst de ontbinding rechtvaardigt.

Het hof heeft ook het verzoek van [opposante] om de ontbinding niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat het belang van De Alliantie bij het kunnen beschikken over de woning zwaarder weegt dan het belang van [opposante]. De kosten van het verzet zijn toegewezen aan De Alliantie, en het hof heeft de wettelijke rente over deze kosten toegewezen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing en onderstreept de verplichtingen van huurders om hun hoofdverblijf in de gehuurde woning te hebben.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.284.727/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, 8391039)
arrest van 16 november 2021
in de zaak van
[opposante],
wonende te [woonplaats] ,
opposante in hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [opposante] ,
advocaat: mr. J.J. Douwes,
tegen:
de stichting
Stichting De Alliantie,
gevestigd te Hilversum,
geopposeerde in hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: De Alliantie,
advocaat: mr. H. Saritas-Sevim.
1.
De procedure tot aan het verzet in hoger beroep
Voor de procedure tot aan het verzet in hoger beroep verwijst het hof naar het verstekarrest van 18 mei 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:4717 (hierna: het verstekarrest).

2.Het verzet in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure in verzet in hoger beroep blijkt uit:
- het arrest van 17 augustus 2021,
- het proces-verbaal van de enkelvoudige mondelinge behandeling van 6 september 2021.
2.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op de door [opposante] overgelegde stukken.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1.
[opposante] heeft een sociale huurwoning in [woonplaats] (hierna: het gehuurde) van De Alliantie gehuurd. Het hof heeft in het verstekarrest geoordeeld dat sprake is van een tekortkoming van [opposante] in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat zij in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft. Op grond van die tekortkoming heeft het hof de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [opposante] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Partijen hebben nog geen uitvoering gegeven aan het verstekarrest.
3.2.
[opposante] heeft verzet ingesteld. Het hof zal dat verzet ongegrond verklaren. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst
4.1.
Het hof heeft in het verstekarrest bij de beoordeling van de vraag of [opposante] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst om zelf in de woning te wonen en er haar hoofdverblijf te hebben voorop gesteld dat de huurder de stelling van de verhuurder, inhoudende dat de huurder niet in de woning zijn hoofdverblijf heeft, gemotiveerd moet betwisten om te bereiken dat de rechter niet, zonder hem tot bewijs toe te laten, uitgaat van de juistheid van de stellingen van de verhuurder. Omdat de huurder weet wat zich in de woning afspeelt, mag van hem worden verlangd dat hij wat dit betreft concrete feiten en omstandigheden aandraagt (zie 3.6 van het verstekarrest).
4.2.
Volgens [opposante] heeft het hof hiermee een onjuiste maatstaf aangelegd, omdat het de verhuurder is die gemotiveerd dient te stellen en te bewijzen dat de huurder niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning. De huurder dient volgens [opposante] vervolgens te worden toegelaten tot het tegenbewijs van die stelling.
4.3.
Met de hierboven onder 4.1 genoemde maatstaf is het hof er (met [opposante] ) vanuit gegaan dat de verhuurder allereerst voldoende gemotiveerd moet stellen dat de huurder in de woning niet zijn hoofdverblijf heeft. Die stelling moet de huurder vervolgens voldoende gemotiveerd betwisten, om te voorkomen dat die stelling vast komt te staan. Indien voornoemde stelling als gevolg van een onvoldoende gemotiveerde betwisting vast komt te staan, wordt aan bewijslevering door de verhuurder en aan het vervolgens eventueel leveren van tegenbewijs door de huurder niet toegekomen.
4.4.
Het betoog van [opposante] dat uit een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch blijkt dat zij de gelegenheid moet krijgen tot het leveren van tegenbewijs gaat niet op. [1] In die zaak kreeg de huurder de gelegenheid tot het leveren van bewijs ten aanzien van de omstandigheid dat hij het onafgebroken hoofdverblijf in het gehuurde had gehad. Van die omstandigheid had de huurder op grond van een bepaling uit de tussen hen van toepassing zijnde algemene voorwaarden de stelplicht en de bewijslast. Op dat punt verschilt de zaak die heeft geleid tot het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch met de onderhavige zaak. In de onderhavige zaak rust immers op de verhuurder, en niet op de huurder, de stelplicht en bewijslast van de omstandigheid dat de huurder in de woning niet zijn hoofdverblijf heeft.
4.5.
Het hof heeft in het verstekarrest ten aanzien van de vraag of [opposante] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst onder meer het volgende overwogen. Het hof heeft geoordeeld dat De Alliantie met de door haar ingebrachte stukken voldoende heeft onderbouwd dat [opposante] (vanaf 2016) niet haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft, dan wel op enig moment niet heeft gehad. De Alliantie heeft onder meer overgelegd verklaringen van omwonenden over de afwezigheid van [opposante] in het gehuurde en jaarnota’s van het energieverbruik in het gehuurde, waaruit een zeer gering stroom- en gasverbruik blijkt. Daarnaast heeft De Alliantie een overzicht van registraties van huisbezoeken overgelegd aan zowel het gehuurde als aan de woning van de moeder van [opposante] . De Alliantie heeft de woning van [opposante] in de jaren 2016 tot en met 2019 in totaal 38 keer bezocht, op verschillende tijdstippen (ochtend, middag en avond) en op verschillende dagen. [opposante] is geen enkele keer thuis aangetroffen. Verder heeft De Alliantie 23 keer de woning van de moeder van [opposante] bezocht (2 keer in 2017 en 21 keer in 2019) en 22 keer stond de auto van [opposante] bij het huis van haar moeder. Het hof heeft in het verstekarrest geoordeeld dat [opposante] de onderbouwde stelling van De Alliantie dat zij in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft, niet voldoende gemotiveerd heeft betwist.
4.6.
[opposante] betwist in deze verzetprocedure dat zij in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft en betoogt in dat kader onder meer het volgende. [opposante] had vanaf januari 2016 een ontsteking aan haar arm en verbleef daarom veel bij haar moeder. [opposante] gaat veel (bijna dagelijks) bij haar moeder op bezoek. Verder werkt [opposante] in ploegendienst en is zij veel van huis. Doordeweeks zijn de kinderen bij de moeder van [opposante] . Ze slapen daar ook, maar ze zijn eind van de middag geregeld bij haar in de woning en douchen daar. Eerder douchten de kinderen ook vaak bij de moeder van [opposante] . De broer van [opposante] , [de broer] , woont sinds 2007 bij haar. Hij is echter ook de hele dag van huis omdat hij fulltime werkt. Het voorgaande verklaart het lage energieverbruik.
Verder betwist [opposante] bij gebrek aan wetenschap dat De Alliantie het gehuurde 38 keer heeft bezocht. Daarnaast zijn de verklaringen van de buren onjuist. [opposante] heeft geen contact met de buren en de buren kennen haar niet, aldus nog steeds [opposante] .
4.7.
Het hof is van oordeel dat [opposante] in de onderhavige verzetprocedure de onderbouwde stelling van De Alliantie dat zij in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft, nog steeds niet voldoende gemotiveerd heeft betwist. [opposante] heeft haar verklaringen niet onderbouwd met stukken. In het verstekarrest heeft het hof in 3.7 geoordeeld dat het van [opposante] verwacht had mogen worden dat zij concrete feiten en omstandigheden had aangedragen om haar betoog dat zij wel haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft, te onderbouwen. Het hof heeft in dat kader genoemd welke stukken [opposante] had kunnen overleggen. [opposante] had bijvoorbeeld een verklaring van haar moeder kunnen overleggen, inzage kunnen geven in haar werkrooster dan wel een verklaring van haar werkgever wat betreft haar werktijden kunnen overleggen (waaruit afgeleid kan worden waarom ze op 38 huisbezoeken niet thuis is aangetroffen). [opposante] heeft in deze verzetprocedure echter geen van deze genoemde stukken, en evenmin andere stukken, overgelegd. Verder ontbreekt nog steeds een adequate verklaring waarom het stroom- en gasverbruik zo laag is. De Alliantie heeft onweersproken gesteld dat in het gehuurde in 2013 aan stroom slechts de helft is verbruikt van het gemiddelde jaarlijkse verbruik van een éénpersoonshuishouden en dat het stroomverbruik in de jaren erna (2014-2017) net in de buurt komt van het gemiddelde jaarlijkse verbruik van een éénpersoonshuishouden. Dat terwijl [opposante] tijdens de zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij en haar broer [de broer] de hele week in het gehuurde wonen, haar kinderen in ieder geval in het weekend en daarbij soms doordeweeks douchen in het gehuurde en tot anderhalf jaar geleden de echtgenoot van [opposante] op jaarbasis een half jaar in het gehuurde woonde. Van belang is verder dat De Alliantie bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft verklaard dat zij in september 2020 en in mei 2021 weer contact heeft gehad met twee omwonenden die tijdens de procedure bij de kantonrechter al verklaringen hadden afgelegd. De omwonenden verklaren dat het gehuurde (nog steeds) niet wordt bewoond en er alleen af en toe post wordt opgehaald. Op grond van het voorgaande is sprake van een tekortkoming van [opposante] in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst door niet haar hoofdverblijf in het gehuurde te hebben.
4.8.
Het hof komt niet toe aan het aanbod van [opposante] om getuigenbewijs te leveren door haar familieleden (waaronder haar moeder), twee van haar buren, haar vriendin [de vriendin] , de omwonenden die jegens De Alliantie verklaringen hebben afgelegd, haar werkgever, een voormalig collega die haar in het verleden altijd ophaalde om naar het werk te gaan en zichzelf te horen. [opposante] heeft de onderbouwde stelling van De Alliantie dat zij niet haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft immers onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat niet aan bewijslevering wordt toegekomen.
De tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding4.9. De tekortkoming van [opposante] om niet haar hoofdverblijf in het gehuurde te hebben, rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. [opposante] heeft haar stelling dat zij en haar kinderen in acute woningnood komen te verkeren indien het gehuurde zou moeten worden ontruimd, ook in deze verzetprocedure onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering door middel van het horen van getuigen, komt het hof daarom niet toe.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring4.10. Het verzoek van [opposante] om de toewijzing van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt afgewezen. [opposante] heeft haar stelling dat zij en haar kinderen in acute woningnood komen te verkeren indien het gehuurde zou moeten worden ontruimd, onvoldoende onderbouwd. Gelet daarop weegt het belang van De Alliantie bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het arrest en het daardoor weer kunnen beschikken over het gehuurde zwaarder dan het belang van [opposante] bij het behoud van het gehuurde.

5.De slotsom

5.1.
Het verzet is ongegrond. Het verstekarrest blijft in stand.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [opposante] in de kosten van het verzet in hoger beroep veroordelen. Die kosten zullen aan de zijde van De Alliantie worden vastgesteld op € 1.114,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt x appeltarief II).
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in verzet in hoger beroep:
verklaart het verzet ongegrond;
veroordeelt [opposante] in de kosten van het verzet in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Alliantie vastgesteld op € 1.114,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [opposante] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- en de explootkosten van betekening van de uitspraak in geval [opposante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A. de Vrey, A.A. van Rossum en M.P.C.J. van Bavel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.

Voetnoten

1.Zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1443.