Uitspraak
Persan,
Takko,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
5 jaar, ingaande op
15 juni 2007en lopende tot en met
14 juni 2012.
2 x 5 jaar, derhalve tot en met
14 juni 2022.
“5 jaar + 2x5 optiejaren”zou betreffen. Verder werd het bijgaande huurvoorstel gedaan onder
“uitdrukkelijkvoorbehoud goedkeuring hoofddirectie Takko Holding GmbH (…)”
“2 perioden van beide vijf jaar en derhalve tot en met 14 juni 2017 en vervolgens 14 juni 2022. Maar iedere partij (met andere woorden zowel de huurder als de verhuurder) kan de huurovereenkomst tegen het einde van een huurperiode (van vijf jaar) opzeggen. Bij die opzegging moet een opzegtermijn in acht worden genomen van tenminste 1 jaar (zie artikel 3.3).
“Graag verneem ik of de verhuurder akkoord gaat zodat wij de Originelen door de Takko directie kunnen laten ondertekenen.”Onderaan dat bericht staan de adres- en contactgegevens van [B] vermeld met daaronder de opsomming van de namen van de personen die de directie van Takko vormen. Eén van deze genoemde personen is de heer [E] .
[F] Holding BV, de heer [F] , gevestigd aan de Pletterstraat 121 in 8011 VG Zwolle. Ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel onder het nummer; 56384556.
verhuurder’,
Oldenzaal(7575 BB) aan de
Gerard Hollinkstraat 3, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te
Oost Nederlandonder nummer
24328527, omzetbelastingnummer
NL8109.62.810 B01, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer
[G]en de heer
[E], in de hoedanigheid als vertegenwoordigers van de vennootschap,
huurder”,
Nieuwehuizen 12te
9401 JT Assen, welke huurovereenkomst is aangegaan op
01.06.2007/
15.06.2007.
14.06.2017.
15.06.2017tot en met
15.06.2022.
1 maand. Dit zal de maand
januarizijn.
“bedankt voor de reactie. Ik ga ermee aan de slag. Eerst een vertaling in het Duits laten maken en dan kijkt onze juriste er nog overheen. Aangezien Takko graag als eerst ondertekend zal ik je de getekende originelen zo snel mogelijk per post opsturen.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De vordering in hoger beroep
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1komt Persan op tegen de uitleg van de huurovereenkomst, inhoudende dat daarin de mogelijkheid is opgenomen van een opzegging tegen 14 juni 2017.
Grief 2richt zich tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter als ook tegen het oordeel dat tussen partijen geen wilsovereenstemming is bereikt over de allonge.
Grief 3is gekant tegen de veroordeling in de proceskosten.
“Na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 2 x 5 jaar, derhalve tot en met 14 juni 2022”, geldt dat de bewoordingen niet inhouden dat de huurovereenkomst wordt voortgezet voor “10 jaar”, zoals Persan ten onrechte stelt, maar voor “2 x 5 jaar”. Deze bewoordingen wijzen op twee aansluitende perioden van vijf jaar. Minder juist lijkt in dat opzicht te zijn het gebruik van het in enkelvoud geschreven woord ‘periode’, terwijl van het gebruik van een einddatum van 14 juni 2022, afgezet tegen het noemen van de einddatum van de eerste huurperiode (14 juni 2012) in artikel 3.1 de suggestie uitgaat dat de voortzetting na 14 juni 2012 tot 14 juni 2022 één periode betreft. De bewoordingen zelf van artikel 3.2, ook gelezen in de context van artikel 3.1, zijn dan ook in tweeërlei zin op te vatten en in zichzelf onvoldoende helder.
grief 1.
altijddoor de directie van Takko moeten worden goedgekeurd en dat [C] daarmee wist dat [D] noch [B] vertegenwoordigingsbevoegd waren. Persan is op die stelling niet ingegaan zodat het hof de juistheid daarvan tot uitgangspunt neemt. In dit verband is van belang dat in alle door [B] aan [C] verzonden emailberichten steeds haar functie is opgenomen als ook onderaan (als standaardtekst) welke personen de directie van Takko vormen met vermelding van het inschrijvingsnummer van Takko in het handelsregister. Niet in geschil is dat deze genoemde personen wel en [B] / [D] niet in het handelsregister zijn ingeschreven als vertegenwoordigingsbevoegd. Op 9 althans 11 mei 2016 heeft [B] aan [C] via een emailbericht een document toegezonden genaamd “4040 Allonge I Assen Concept NL 11.05.2016”, onder mededeling dat als verhuurder akkoord gaat ‘wij de originelen door de Takko directie kunnen laten ondertekenen’. In de tekst van het emailbericht is dat stuk door [B] ook betiteld als ‘de concept allonge’. In de allonge zelf is vervolgens weergegeven dat de heren [G] en [E] Takko zouden gaan vertegenwoordigen en de allonge zouden ondertekenen. In reactie op de mededeling van [C] van 13 mei 2016 dat de allonge akkoord is, heeft [B] vervolgens geantwoord dat zij ‘er mee aan de slag gaat’ in die zin dat zij van de allonge een vertaling in het Duits laat maken en de allonge door een jurist (van Takko) zal laten bekijken, waaruit niet anders kan worden opgevat dat pas daarna de (dan vertaalde en beoordeelde) allonge aan de directie zal worden voorgelegd. Ook na dat antwoord heeft [B] steeds gereageerd dat zij in afwachting is van de directie.
‘alle met deze overeenkomst samenhangende stukken, ondertekent respectievelijk zal ondertekenen en daarmee verband houdende afspraken maakt respectievelijk zal maken, daartoe bevoegd is.’Het gaat daarbij dus om met de overeenkomst van 2007 samenhangende stukken, zoals in artikel 10.4 genoemd, als een beschrijving van het gehuurde en een proces-verbaal van oplevering bij aanvang van de huur. De bewoordingen van dat artikel geven geen aanknopingspunt voor de aanname dat daaronder ook valt een nadere overeenkomst waarmee nadere en/of afwijkende afspraken tussen partijen tot stand komen. Persan heeft daarover niets naders aangevoerd, behalve de stelling dat Takko in haar brief van 6 juni 2016, die (eveneens) ondertekend is door de heren [G] en [E] en waarmee de huur is opgezegd tegen 14 juni 2017, [B] heeft genoemd als “Ihr Gesprächspartner”. Die brief ziet echter op de opzegging en niet op een verlenging van de huurovereenkomst of de allonge. De enkele aanduiding van het zijn van gesprekspartner namens Takko (voor kennelijk de opzegging en de teruggave van het object) kan niet worden gelijkgesteld met het (alsnog) zijn van vertegenwoordiger van Takko voor wat eerder tussen [B] en [C] is geschreven over een verlenging van de huurovereenkomst. Gesteld noch gebleken is ook dat de directie van Takko en/of [B] na die brief van 6 juni 2016 in die zin hebben verklaard of gehandeld. Het beroep op artikel 10.4 van de huurovereenkomst heeft in dit verband evenmin succes.
Grief 2wordt verworpen.
grief 3, die gericht is tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.