In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 augustus 2019. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle, die de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 had opgelegd. Belanghebbende, die sinds 2007 als gevolmachtigde van de eenmanszaak '[A]' staat ingeschreven, heeft in zijn aangiften IB/PVV steeds negatieve resultaten gerapporteerd. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd met de stelling dat de activiteiten van belanghebbende geen bron van inkomen vormen, omdat er geen objectieve voordeelsverwachting zou zijn. Het Hof heeft vastgesteld dat de activiteiten van belanghebbende sinds 2004 nooit positieve resultaten hebben opgeleverd en dat hij geen bewijs heeft geleverd voor een objectieve voordeelsverwachting in 2014. Het Hof oordeelt dat de werkzaamheden van belanghebbende voor '[A]' geen bron van inkomen vormen, waardoor het negatieve resultaat niet in aftrek kan worden gebracht. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.