Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
10 januari 2020 - onder intrekking van zijn verzoek van 11 december 2019 tot beëindiging van die regeling met een schone lei ex art. 354 Fw - tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.
2.Het geding in hoger beroep
8 april 2020 (met bijlagen) en 9 april 2020 van de bewindvoerder en de brieven met bijlage(n) van 22 april 2020 en 13 mei 2020 van mr. Klomp.
Mr. Klomp heeft het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Aan deze beslissing ligt ten grondslag dat [appellante] doelbewust - in strijd met de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling - vermogensbestanddelen voor de bewindvoerder heeft verzwegen, te weten: i. een pensioenvoorziening bij Zwitserleven,
ii. een levensverzekering bij Aegon (€ 1.239,30) en iii. een pensioenvoorziening bij het pensioenfonds Horeca & Catering. Daarmee heeft [appellante] getracht haar schuldeisers te benadelen en heeft zij de informatieplicht geschonden, aldus de rechtbank.
Met een beroep op haar psychische gesteldheid (waartoe zij verklaringen van haar psychiater van 14 november 2013 en 24 februari 2020 heeft overgelegd; in die laatste verklaring staat dat zij kampt met verwerkingsproblemen, problemen ervaart in de omgang met instanties en snel belast raakt) voert zij aan dat zij de bewindvoerder niet bewust informatie heeft onthouden. Zij was zich niet geheel bewust waar zij mee bezig was en had geen overzicht meer. Juist om die reden staat zij langdurig onder beschermingsbewind.
Zij zou graag de kans krijgen haar schuldsaneringsregeling, zo nodig met een verlenging van de looptijd daarvan, met een schone lei te beëindigen.
15 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9144). Ten aanzien van de nakoming van de informatieplicht door [appellante] overweegt het hof als volgt.
5 juli 2019 van Zwitserleven aan haar bevestigde) keuze tot uitstel van de pensioendatum tot 1 juli 2020 (dus per een datum waarop zij na afloop van de schuldsaneringsregeling vrij over het alsdan uitgekeerde bedrag had kunnen beschikken) met opgave van het adres van haar zoon en diens bankrekeningnummer waarop de uitkering had moeten plaatsvinden haar informatieplicht niet is nagekomen. Bovendien heeft zij (daarmee) geprobeerd de bewindvoerder te misleiden om zo de pensioengelden buiten de boedel te houden en hiermee haar schuldeisers te benadelen. [appellante] heeft dit ook erkend met haar verklaring bij het hof dat zij deze pensioenaanspraak bij Zwitserleven bewust verzweeg om - met het oog op haar longklachten - een andere, betere vloer in haar woning te kunnen laten leggen.
Dat [appellante] gezien haar psychische gesteldheid geen, dan wel een minder zwaarwegend, verwijt valt te maken van haar handelwijze, is onvoldoende gebleken.
Voor de door [appellante] subsidiair verzochte verlenging van de looptijd van haar schuldsaneringsregeling bestaat gezien de ernst van het verwijt evenmin aanleiding.
4.De beslissing
26 mei 2020 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.