Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De feiten
€ 245.000,--.
4.De omvang van het geschil
€ 235.000,00 en € 240.000,00 k.k.;
primair: de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de levering van de op
€ 1.000,00 voor iedere dag na betekening van de beschikking dat de man daarmee in gebreke blijft;
€ 130,- aan de vrouw voldoet;
primairte bepalen dat de man de bus Volkswagen Transporter kenteken [00-YY-YY] (hierna ook: de Volkswagen Transporter of de auto) afgeeft aan de vrouw en zijn medewerking verleent aan het overschrijven van het kenteken op naam van de vrouw;
subsidiairte bepalen dat de man in verband daarmee aan de vrouw wegens overbedeling voldoet een bedrag van
€ 8.000,00;
primairte bepalen dat de man gehouden is in verband daarmee aan de vrouw wegens overbedeling van inboedelgoederen te voldoen een bedrag van € 3.750,00;
subsidiairwordt verzocht te bepalen dat de man gehouden is de onder punt 7 opgesomde inboedelgoederen aan de vrouw af te geven;
meer subsidiairte bepalen dat de man 50% van de verkoopopbrengst van de onderdelen van de Volkswagen Transporter aan de vrouw voldoet, alsmede 50% van de voor de bus te ontvangen verzekeringsgelden.
5.De motivering van de beslissing in het principaal en incidenteel hoger beroep
De vermoedens van het eerste lid van artikel 3:34 BW verkrijgen pas werking als degene die zich daarop beroept weet aan te tonen dat op het moment van het aangaan van de rechtshandeling zijn geestelijke vermogens blijvend dan wel tijdelijk waren gestoord. Het hof is van oordeel dat de man daarin niet is geslaagd. De enige medische verklaring die de man ter onderbouwing van de door hem gestelde mentale toestand in het geding heeft gebracht betreft een verklaring van zijn huisarts van 5 november 2018, waaruit blijkt dat de man een maand mirtazepine gebruikte vanwege depressie en dat daarbij (door de man) als bijwerkingen duizeligheid gemeld werd. Voorts meldt de huisarts dat de man een myotone dystrofie heeft, type I, de klassieke vorm, waarbij traagheid en weinig initiatief en spierzwakte een uitingsvorm zijn. Het hof acht deze algemene verklaring -deels gebaseerd op de uitlatingen van de man- en de daarnaast overgelegde algemene informatie over de spierziekte een onvoldoende onderbouwing van de door de man gestelde roes toen hij het convenant ondertekende. Ook deze stelling faalt.
€ 227.000,- en vervolgens daadwerkelijk de woning volgens plan hebben verbouwd, heeft de man niet inzichtelijk gemaakt waarom van een bedrag van € 300.000,- zou moeten worden uitgegaan. Door desalniettemin aan dit uitgangspunt vast te houden blijft de impasse tussen partijen voortbestaan met alle nadelige gevolgen voor de vrouw van dien.
€ 7.500,- voor toewijzing gereed ligt, evenals de door de vrouw verzochte vergoeding ter zake van de aflossing over de periode september 2018 tot en met maart 2019 van in totaal
€ 549,-. Het hof overweegt nog ten overvloede dat partijen er ook voor zouden kunnen kiezen om te bepalen dat de vrouw de [C] -schuld als eigen schuld op zich neemt onder vrijwaring van de man, waarbij zij het bedrag ad € 7.500,- niet hoeft terug te betalen, maar dat ligt niet aan het hof voor.
6.De slotsom
7.De beslissing
€ 235.000,00 k.k.;