3.1De Rechtbank heeft het volgende overwogen en beslist.
“6. In artikel 28 van de Successiewet 1956 is bepaald dat schenkingen van ouders aan hun kinderen gedurende een kalenderjaar als één schenking worden aangemerkt.
7. In artikel 33 van de Successiewet 1956 is bepaald dat een eenmalige vrijstelling voor schenkbelasting geldt voor kinderen als de schenking van de ouders is bedoeld voor de aanschaf van een eigen woning of voor het verbeteren of onderhoud van de eigen woning. Deze vrijstelling bedraagt ten hoogste € 51.407 en geldt alleen voor kinderen tussen 18 en 40 jaar (artikel 33, aanhef en onder 5°, van de Successiewet 1956; tekst 2013). Dat de eenmalige vrijstelling ook geldt voor de kosten voor verbetering of onderhoud van de woning is ingevoerd met de Fiscale verzamelwet 2010. Over deze uitbreiding wordt in de memorie van toelichting bij de Fiscale verzamelwet 2010 nog het volgende toegelicht:
"De strekking van de toezegging en de wijziging is te bewerkstellingen dat de in artikel 33, onder 5°, van de Successiewet 1956 opgenomen voor één kalenderjaar tot een bedrag van € 50 000 verhoogde vrijstelling, ook van toepassing wordt voor schenkingen ter dekking van kosten voor verbetering of onderhoud van een eigen woning, afkoop van een recht van erfpacht, opstal, of beklemming en een aflossing van de eigenwoningschuld."
(TK 2009-2010,32 401, nr. 3)
8. In het Belastingplan 2014 is de eenmalige vrijstelling tijdelijk verruimd in een toegevoegd artikel 33a van de Successiewet 1956. In de memorie van toelichting staat daarover het volgende:
"De eenmalig verhoogde vrijstelling in de schenkbelasting voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar voor schenkingen die verband houden met de eigen woning wordt op grond van het aanvullend pakket verruimd. In de Successiewet 1956 is een eenmalig verhoogde vrijstelling van € 51.407 opgenomen voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen 18 en 40 jaar, mits de schenking verband houdt met de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld van het kind. In de eerste plaats wordt de hoogte van de vrijstelling tijdelijk (namelijk van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015) verruimd van het huidige bedrag van de vrijstelling van € 51.407 tot € 100.000. Voorts, vervalt eveneens tijdelijk (voor dezelfde periode) de beperking dat de schenking moet zijn gedaan van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar. Dit betekent dat vin 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 iedereen van een familielid of van een derde vrij van schenkbelasting een schenking mag ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning."
(TK 2013-2014,33 752, nr. 3).
9. Vooruitlopend op deze wetgeving is op 2 oktober 2013 het besluit van 16 september 2013 over de tijdelijke eenmalige verruimde vrijstelling voor de schenking voor de eigen woning (BLKB 2013/1699M; besluit) gepubliceerd. Daarin staat onder meer het volgende:
"Daarnaast wordt de vrijstelling voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 verruimd. Voor deze periode wordt het bedrag van de vrijstelling verhoogd tot € 100.000 voor schenkingen voor de eigen woning en geldt niet de beperking dat het moet gaan om een schenking van een ouder aan een kind tussen 18 en 40 jaar.
(...)
3. Goedkeuring voor verruiming vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning (…)
De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarden:
- De schenking betreft een schenking voor de eigen woning in de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013.
- In de aangifte schenkbelasting wordt een beroep op deze verruimde vrijstelling gedaan.
- De voorwaarden van artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting zijn van overeenkomstige toepassing.
(…)"
10. In artikel 5 van de Uitvoeringsregeling schenk- en erfbelasting (tekst 2013) staan, voor zover in deze zaak van belang, twee voorwaarden voor de vrijstelling ter zake van de kosten voor verbetering of onderhoud van de woning. De eerste voorwaarde is dat de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat de schenking vervalt voor zover het geschonken bedrag niet in het jaar van schenking of de daarop volgende twee kalenderjaren wordt besteed aan verbetering of onderhoud van de woning (artikel 5, onder a, onder 2). De tweede voorwaarde is dat desgevraagd met schriftelijke bescheiden wordt aangetoond dat het bedrag van de schenking daadwerkelijk door de schenker is betaald en door de begunstigde is aangewend voor onderhoud en verbetering van de eigen woning (artikel 5, onder b).
11. Eiseres heeft gesteld dat de schenking is gebruikt voor de verbouwing van de eigen woning. In verband met planningsproblemen bij de aannemer is er in overleg voor gekozen om de verbouwing al in 2013 te laten plaatsvinden in plaats van in 2014. Volgens eiseres zijn de termijnbetalingen niet meer dan voorschotten en zijn er vóór de schenkingsdatum geen bedragen voor de verbouwing definitief uit haar vermogen gegaan. Subsidiair stelt eiseres dat het feit dat de verbouwing al was ingezet en de eerste termijnen door haar zelf al waren betaald, niet afdoet aan de intentie van haar en haar ouders bij de schenking, namelijk het betalen voor de verbouwing.
12. Volgens de Inspecteur kan de vrijstelling alleen worden toegepast als de betalingen voor de verbouwing zijn gedaan na de datum van schenking. Het kan niet zo zijn dat de betalingen al uit het eigen vermogen van eiseres zijn gedaan en dat met de schenking het eigen vermogen van eiseres weer wordt aangevuld. Er moet volgens de Inspecteur een volgtijdelijk verband zijn, omdat er anders geen oorzakelijk verband is tussen de schenking en de betalingen voor de verbetering van de eigen woning. Daarom kan een gedeelte van de verbouwing van € 79.332,71 niet met de schenking zijn betaald. Er zijn verder ook geen stukken overgelegd waaruit het planningsprobleem van de aannemer blijkt en er is niet aangetoond dat de schenking eerder is toegezegd.
13. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de tijdelijke verruimde eenmalige vrijstelling, voor zover het betreft de periode vanaf 1 oktober 2013.
14. Uit het besluit en artikel 5 van de Uitvoeringsregeling volgt dat de voorwaarden voor de vrijstelling in de periode tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2014 de volgende waren:
( a) de schenking vindt plaats tussen 1 oktober 2013 en 1 januari 2014;
( b) de schenking is gedaan onder de ontbindende voorwaarde dat deze wordt besteed aan
verbetering en onderhoud van de eigen woning;
( c) de betaling van de schenking en de aanwending van de schenking voor de eigen woning
moet met schriftelijke bescheiden kunnen worden aangetoond.
15. Dat aan de voorwaarden (a) en (b) is voldaan, is tussen partijen niet in geschil. Anders dan de Inspecteur heeft gesteld, volgt uit de voorwaarden niet de verplichting dat de aanwending van de schenking voor de eigen woning in de tijd moet volgen op (de betaling van) de schenking. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank ook botsen met de systematiek van de heffing van het schenkingsrecht. Uit artikel 28 van de Successiewet 1956 volgt namelijk dat de aanslag wordt berekend naar het totaal van alle schenkingen door ouders aan hun kind in het betreffende kalenderjaar. Van die totale grondslag worden vervolgens de vrijstellingen waarvoor de begunstigde in aanmerking komt afgetrokken. De datum van de schenking is in dit geval uitsluitend van belang omdat dat een voorwaarde voor de toepasselijkheid van de vrijstelling is (voorwaarde (a)). Dat wil echter nog niet zeggen dat de datum van de schenking ook relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan voorwaarde (c). In voorwaarde (c) gaat het uitsluitend om de vraag of de betaling van de schenking kan worden aangetoond en de betaling van de kosten voor de eigen woning kan worden aangetoond. Daarin wordt verder geen volgtijdelijk verband voorgeschreven tussen die betalingen. Dat volgt ook niet dwingend uit de frase dat de schenking is "aangewend" voor de kosten van verbetering van de eigen woning in de Uitvoeringsregeling. En dat geldt ook voor de frases dat de schenking wordt gebruikt ter "dekking" van deze kosten (vergelijk de memorie van toelichting bij de verruiming van de eenmalige vrijstelling in de Fiscale verzamelwet 2010), of dat de schenking moet "verband houden met" die kosten (vergelijk de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2014). Dat kan ook gaan om kosten die al zijn gemaakt.
16. In het besluit is een beperkte terugwerkende kracht verleend. Dit heeft volgens de rechtbank tot gevolg dat feiten en omstandigheden van vóór 1 oktober 2013 geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden van de tijdelijke vrijstelling is voldaan. Voor het onderhavige geval maakt dat echter geen verschil, omdat de facturen van ná 1 oktober 2013 optellen tot een bedrag van € 103.007,06.
17. De conclusie moet daarom zijn dat het beroep gegrond is. De uitspraak op bezwaar
wordt vernietigd en ook de navorderingsaanslag schenkbelasting dient te worden vernietigd.”