Uitspraak
1.[appellante] ,
[appellant] en [appellante],
1.Gebr. De Jonge B.V.,
Gebr. de Jonge,
2. Gebr. De Jonge Rela B.V.,
Gebr. de Jonge Rela,
3. ISB I Company B.V.,
ISB
Gebr. de Jonge c.s.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De feiten
lees: Rederij [appellant] respectievelijk Pinkegat , hof) will approve a loan to the Debtor (
lees: DSP, hof) for clearing of liabilities from the past and give financial aid amounting to EUR (…)
I, [appellant] , as the founder and director of Pinkegat Beheer B.V. , (…)[hof: respectievelijk:"Rederij [appellant] ]
"and as the mortgage creditor whose right of pledge mortgage has been entered as burden into Real Property Lists No. 3703 and 755, Cadastral Commune Kladovo on the property of debtor “ Dutch Shipparts” BV , and on the basis of pledge statement No. 1564/2009, dated 04 August 2009, certified at Municipal Court in Kladovo, hereby give the following CONSENT"
[B] heeft het daarvan in de Servische taal opgestelde document (prod. 10 CvA) namens ISB ondertekend. Uit de Nederlandse vertaling (die destijds niet beschikbaar was maar achteraf is opgemaakt) blijkt dat aan het begin van dit document verwezen wordt naar het hiervoor onder 2.1.11 genoemde toestemmingsdocument. Op 16 december 2009 is door het kadaster nog een verklaring opgemaakt dat ISB op de hoogte is van het besluit van 10 december 2009 en verklaard heeft af te zien van bezwaar.
3.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief IIklagen [appellant] en [appellante] dat de rechtbank de vorderingen heeft beoordeeld naar Nederlands recht. Nu partijen echter door het aanbod van Gebr. de Jonge c.s. ter zitting van het hof en de uitdrukkelijke aanvaarding daarvan door [appellant] en [appellante] in hun akte van 26 november 2019 een rechtskeuze hebben gemaakt voor het Nederlandse recht, zal de op onrechtmatige daad gebaseerde vordering naar dat recht beoordeeld worden (artikel 14 Rome II [2] ). Het belang bij bespreking van grief II is daarmee uitgeput.
grief IIIklagen [appellant] en [appellante] dat de rechtbank de feiten niet volledig en niet geheel juist heeft vastgesteld. Vooropgesteld wordt dat geen rechtsregel de rechter verplicht alle tussen partijen vaststaande feiten te vermelden. De rechter selecteert slechts feiten die voor de beslissing relevant zijn. De klacht over de onvolledigheid van de feitenvaststelling stuit daarop af. Verder zal het hof enkele feiten zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld niet zonder meer als vaststaand aannemen omdat die door [appellant] en [appellante] worden betwist, te weten:
grief IVbetogen [appellant] en [appellante] dat nu Gebr. de Jonge c.s. omtrent een tweetal stellingen onwaarheid hebben gesproken en daarmee art. 21 Rv. hebben geschonden, de rechtbank hen niet-ontvankelijk had dienen te verklaren. Volgens [appellant] en [appellante] hebben Gebr. de Jonge c.s. gelogen door (i) te betwisten dat [B] het document genoemd in rov. 2.1.12 heeft ondertekend en (ii) door te betwisten dat [E] bevoegd is hen te binden. Gebr. de Jonge c.s. hebben betwist art. 21 Rv te hebben geschonden. Wie hier gelijk heeft kan in het midden blijven omdat een schending van art. 21 Rv bepaald niet hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkheid, zoals met de grief verdedigd wordt. Waarom dat hier wel zo zou moeten zijn in het geval het door [appellant] en [appellante] gestelde juist zou zijn, ziet het hof niet in. De grief faalt.
grieven V tot en met XIkomen op tegen de door de rechtbank aangenomen aansprakelijkheid van [appellant] en [appellante] en lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
door DSPvan de (gestelde) schulden aan [appellant] en Pinkegat, maar om de belangen/investeringen van [appellant] en Pinkegat in hun verhouding ten opzichte van Gebr. de Jonge c.s. veilig te stellen. In hun optiek was het namelijk zo dat Gebr. de Jonge c.s. hun verplichtingen uit de raamovereenkomst en de uitwerkingen daarvan in de diverse deelovereenkomsten niet zouden nakomen. Zo is door [appellant] ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor van 1 april 2014 verklaard: "
Ik had al die tijd nog hoop dat de Jong c.s. zou nakomen. Na de zomer 2009 bleek dat ze zich weer terugtrokken en toen heb ik de werf met deze hypotheken geblokkeerd. Ik wilde ze hierdoor van de werf af krijgen."
grief X) maar met opschorting heeft het voorgaande niets van doen. Degene die moest presteren (DSP) had van Gebr. de Jonge c.s. immers de koopsom al ontvangen. Er viel in zoverre dan ook door DSP niets op te schorten. [appellant] en [appellante] hebben nog wel gesteld dat ISB haar verbintenis om 50% van de overdrachtskosten te betalen niet is nagekomen. Het hof acht echter voldoende aannemelijk het verweer van Gebr. de Jonge c.s. dat de betaling daarvan juist was opgeschort omdat niet vrij van hypotheek geleverd was. Wat daarvan zij: niet alleen ontbrak de bevoegdheid tot opschorting bij DSP, feitelijk is er ook helemaal niet opgeschort door DSP: als hypotheekgever was DSP niet bij machte de hypotheken door te halen. Sterker nog: zij was ontbonden en uitgeschreven.
Ik was op papier directeur van Dutch Shipparts B.V. (hierna DSP ). Mijn man deed alles. Ik weet niet met wat voor activiteiten DSP zich bezig hield dat moet u aan mijn man vragen.
grief XIIbetwisten [appellant] en [appellante] dat Gebr. de Jonge c.s. schade hebben geleden. Het hof acht evenwel de mogelijkheid dat zij schade hebben geleden voldoende aannemelijk. Dat is voldoende voor verwijzing naar de schadestaatprocedure. De grief faalt.