Uitspraak
[appellante2]en
[appellant3],
2.De vaststaande feiten
“warme”grond tijdig tot zekerheid voor een nabetalingsverplichting van de koopprijs een hypotheekrecht op de verkochte en overgedragen landbouwpercelen te vestigen en dan vooral over de vraag of, en zo ja in welke mate, deze fout bij de verkoper (verhaals-)schade heeft veroorzaakt.
“rangwisseling van de laatstbedoelde tweede hypothecaire inschrijving op het verkochte indien en voorzover door de koper ter gelegenheid van de betaling van het hiervoor gemelde resterende gedeelte van de koopprijs (de € 4.080.000, hof) aan de betreffende financiële instelling recht van eerste hypotheek dient te worden verstrekt.”
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“rangwisseling van de laatstbedoelde tweede hypothecaire inschrijving op het verkochte indien en voorzover door de koper ter gelegenheid van de betaling van het hiervoor gemelde resterende gedeelte van de koopprijs (de € 4.080.000, hof) aan de betreffende financiële instelling recht van eerste hypotheek dient te worden verstrekt.”
“indien en voorzover”en
“ter gelegenheid van”(de betaling van het
“resterende deel van de koopprijs”) wijzen op een in tijd en omvang beperkte rangwisseling. Het woord
“indien”wijst ook slechts op het geval, haast een voorwaarde, dat Phanos voor de betaling van het gedeelte van de koopprijs van € 4.080.000 aan de betreffende financiële instelling recht van eerste hypotheek diende te en daadwerkelijk zou verstrekken. De passage
“ter gelegenheid van”wijst taalkundig op een feit, moment of voorval, beschouwd in verband met een daarmee samenhangende of daaruit voortvloeiende handeling (Van Dale). Een en ander duidt erop dat [geïntimeerde] bij zijn dan van tweede naar eerste gepromoveerde hypotheek alleen en in zoverre in rang achteruit moest gaan indien Phanos op het moment van betaling van het resterende gedeelte van de koopprijs van € 4.080.000 dit bedrag hypothecair moest financieren en daadwerkelijk financierde.
“uit eigen zak”zou betalen. In dat verlengde mocht [geïntimeerde] erop vertrouwen dat dit ook zou gelden voor het geval Phanos de tweede termijn van € 4.080.000 uit eigen zak, dat wil zeggen zonder hypothecaire financiering, betaalde. Dat het Phanos-concern later vanaf 2007 voor € 37.000.000 (in hoofdsom) hypothecair werd geherfinancierd, waarop het Notariskantoor c.s. aanvankelijk ook nog in deze procedure tegenover [geïntimeerde] een beroep hebben gedaan, maakt dat niet anders. Phanos heeft bij de betaling van het tweede gedeelte van de koopprijs in redelijkheid niet mogen verwachten dat [geïntimeerde] bereid zou zijn om zijn hypothecaire zekerheid op enig moment bij zo’n kapitaal bedrag ten achter te stellen. Dit geldt overigens ook voor het bedrag van € 4.080.000. Hoewel dat mogelijk was, heeft Phanos niet bedongen dat [geïntimeerde] hoe dan ook en desnoods op enig later moment van rang moest wisselen zodra Phanos in de toekomst moest of wilde hypothecair (her-)financieren. Evenmin is voor dat geval een carve out gemaakt voor een omvang van € 4.080.000, zodat Phanos een eerste hypotheek aan de bank kon verstrekken voor dat bedrag, daarachter [geïntimeerde] met een tweede hypotheek voor € 6.000.000 zou volgen en tenslotte Phanos met een derde, aanzienlijk omvangrijker hypotheek. Toen Phanos dus de € 4.080.000 betaalde zonder hypotheek daarvoor, behoefde [geïntimeerde] er in redelijkheid niet op bedacht te zijn dat Phanos later alsnog aanspraak zou kunnen gaan maken op rangwisseling voor maar liefst € 37.000.000 (in hoofdsom) of zelfs ook maar voor € 4.080.000. De verklaring van [F] (in productie 11 bij conclusie van antwoord) dat het gebruikelijk was in de branche om tot periodieke herfinanciering over te gaan, kan waar zijn, maar zegt niets over hetgeen [geïntimeerde] op dit punt wist of redelijkerwijs moest begrijpen. Juist vanwege het zekerheidskarakter van het beding van hypothecaire rangwisseling mocht [geïntimeerde] vertrouwen op de taalkundige betekenis van de woorden zoals die in de akte zijn opgenomen. Het Notariskantoor c.s. hebben onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden aangevoerd om aan te nemen dat de partijbedoeling daarvan zou afwijken.
“ten behoeve van een nieuwe bebouwde stedenbouwkundige ontwikkeling”. Deze uiteindelijke passage in de akte van levering is het resultaat van een onderhandelingsproces over een bestemmingsplan ten behoeve van achtereenvolgens:
“bouwgrond”,
“woningbouw”,
“woningbestemming”,
“niet aangeven voor welke doeleinden: woningbouw of bedrijven”,
“de beoogde bouw”naar
“de ontwikkeling van gemeentelijke plannen in de polder Gnephoek”en uiteindelijk naar
“een nieuwe bebouwde stedenbouwkundige ontwikkeling”. In die uiteindelijke passage ging het dus om duidelijk meer dan het door [F] van Phanos in de onderhandelingen bedoelde stapelen van stenen in de vorm van woningbouw of industriële ontwikkeling. Dit wordt op zichzelf al niet anders doordat Phanos in de akte van levering het voornemen uitsprak het verkochte te herontwikkelen ten behoeve van woningbouw en dat [geïntimeerde] volgens de akte niet de realisering van de door Phanos te stichten woningbouw cum annexis mocht verhinderen of negatief mocht beïnvloeden. Bovendien dateren die zinnen nog uit de periode toen er enkel sprake was van woningbouw. Volgens het Notariskantoor c.s. was de achterliggende gedachte dat de waarde van landbouwgrond naar verwachting zou stijgen als gevolg van een toekomstige bestemmingswijziging en dat een substantiële waardevermeerdering in feite slechts te realiseren zou zijn bij een bestemming die commerciële exploitatie mogelijk maakte, dus woningbouw of bedrijfsmatige- c.q. industriële ontwikkeling. Maar dat dit zo naar [geïntimeerde] is gecommuniceerd, is gesteld noch gebleken. Van zijn kant wilde [geïntimeerde] natuurlijk niet al te lang op een nabetaling wachten. Terecht overwoog de rechtbank dat het feit dat projectontwikkelaars alleen geïnteresseerd zijn in commerciële ontwikkeling onverlet laat dat boeren hun grond voor een zo hoog mogelijk bedrag willen verkopen. Volgens [geïntimeerde] ter comparitie was er rond die tijd een discussie over de herinrichting van het gebied Oude Rijn, was een deel bestemd voor lichte industrie, een ander deel voor bedrijfsterreinen en daarachter woningbouw met aan de buitenkant een rondweg met een brug. [appellant3] dacht ter comparitie ook dat dit correct was. [geïntimeerde] werd bij het passeren van de akte van levering bijgestaan door makelaar [E] en Phanos, projectontwikkelaar, door gepensioneerd notaris Boonakker. Partijen staat niet bij dat de contractanten over de inhoud van deze uiteindelijk aanvaarde opschortende voorwaarde eerder of nog bij de notaris hebben uitgeweid. Volgens [E] in zijn verklaring van 30 juni 2015 is de terminologie gehanteerd met de bedoeling dat [geïntimeerde] aanspraak kon maken op de nabetaling als er iets met de grond zou gebeuren in de ruimste zin van het woord. Volgens het Notariskantoor c.s. (in hun spreekaantekeningen sub 2.3) moest het gaan om
“enige vorm van stedelijke ontwikkeling die tenminste woningbouw of bedrijfsmatige ontwikkeling mogelijk maakt. Een enkele bestemmingswijziging die de aanleg van infrastructuur mogelijk maakt, valt hier niet onder.”Partijen hebben over en weer, zo constateert het hof, zelfstandige betekenis toegekend aan de passage
“ten behoeve van”, welke passage een zekere ruimte bood aan wat volgt, hier
“een nieuwe bebouwde stedenbouwkundige ontwikkeling”. Dit betekent dat niet de door Phanos voorgestane eis gold dat er daadwerkelijk
“bebouwd”moest zijn.
“nieuwe bebouwde stedenbouwkundige ontwikkeling”door een makelaar naar voren is gebracht en in verband staat met een bepaald plan. Als het over bebouwing gaat, is de tegenhanger volgens haar dat er in dat gebied ook een verantwoordelijkheid rust voor natuur en recreatie. Als je het hebt over een plan voor een bepaald gebied gaat het in haar beleving altijd om het grotere geheel, aldus [appellante2] .
“verkeer”(de Maximabrug met bijbehorende verkeerslus) dat deze strekte ten behoeve van de ontsluiting van een gebied tot nieuwe bebouwde stedenbouwkundige ontwikkeling. Zo is de aan de nabetalingsverbintenis verbonden opschortende voorwaarde vervuld en wel voor de door de rechtbank in rov. 2.30 van het eindvonnis berekende, in hoger beroep niet bestreden, 20.721 m².