In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek van belanghebbende [X] [Z] tot vergoeding van proceskosten na intrekking van het hoger beroep. De heffingsambtenaar van de gemeente Huizen had een informatiebeschikking gegeven met betrekking tot de WOZ-beschikking van de woning aan [a-straat] 30 te [Z]. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Na het instellen van hoger beroep heeft de heffingsambtenaar de informatiebeschikking op 20 juli 2020 vernietigd, waarna belanghebbende het hoger beroep introk en om proceskostenvergoeding verzocht. Het Hof oordeelde dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende zelf, omdat hij de gevraagde informatie pas later had verstrekt. Hierdoor werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Het Hof concludeerde dat er geen aanleiding was om de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten, aangezien de vernietiging van de informatiebeschikking niet te wijten was aan een onrechtmatigheid van het bestuursorgaan.