In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had de uitspraken van de inspecteur vernietigd en de in verband met de verkrijging van aandelen in twee vennootschappen voldane overdrachtsbelasting verminderd tot nihil. De belanghebbende, [X] B.V., had op 6 oktober 2017 overdrachtsbelasting voldaan voor de verkrijging van aandelen in [A] B.V. en [B] B.V., beide vennootschappen die onroerende zaken bezitten en exploiteren. De inspecteur stelde dat de aandelen in deze vennootschappen moesten worden aangemerkt als fictieve onroerende zaken, omdat de bezittingen van de vennootschappen grotendeels uit onroerende zaken bestonden. Het hof oordeelde dat de verhuur van de staanplaatsen voor chalets en mobiele bungalows ondergeschikt was aan de exploitatie van onroerende zaken en dat de vennootschappen niet de vereiste recreatieve voorzieningen aanboden. Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.