Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Amsterdam(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.521 heeft vastgesteld. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur terecht had gehandeld.
Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 heeft belanghebbende verklaard dat hij niet langer een beroep doet op het vertrouwensbeginsel. Het geschil draait om de vraag of de werkzaamheden van belanghebbende voor [A] een bron van inkomen vormen, zodat het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking kan worden genomen. De rechtbank en het hof hebben vastgesteld dat er geen objectieve voordeelsverwachting is, gezien de negatieve resultaten die belanghebbende over meerdere jaren heeft behaald.
Het hof concludeert dat de activiteiten van belanghebbende voor [A] niet voldoen aan de voorwaarden voor een bron van inkomen. De verwachting dat de activiteiten in de toekomst positieve opbrengsten zullen opleveren, is niet aannemelijk gemaakt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.