In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 november 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had eerder de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en de opgelegde boete van € 425 ongegrond verklaard. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het tijdvak van 29 december 2015 tot en met 28 december 2016, omdat een motorrijtuig van de belanghebbende op de openbare weg was geparkeerd. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank.
In hoger beroep stelde belanghebbende dat het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel was geschonden. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag niet als een bezwarend besluit kan worden beschouwd dat is gebaseerd op nationale bepalingen die uitvoering geven aan EU-voorschriften. Hierdoor is het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel niet van toepassing. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de boete passend was, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toegekend.