Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete. De belanghebbende, een autohandelaar, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. Deze naheffingsaanslag was gebaseerd op de constatering dat een motorrijtuig van de belanghebbende op 24 april 2020 gebruik maakte van de openbare weg zonder dat daarvoor motorrijtuigenbelasting was betaald en zonder dat het voertuig was voorzien van een handelaarskenteken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat het voertuig zich op het moment van controle niet op de openbare weg bevond. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur ook bevoegd was om gebruik te maken van camerabeelden die door de politie waren aangeleverd, en dat er geen schending van privacy was. De rechtbank verwierp de argumenten van de belanghebbende dat de naheffingsaanslag en de boete niet aan haar waren aangekondigd en dat de inspecteur niet voldoende gelegenheid had gegeven om te reageren op het hoorverslag. De rechtbank concludeerde dat de verzuimboete van 100% van het bedrag van de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de belanghebbende geen omstandigheden had aangevoerd die zouden leiden tot afwezigheid van alle schuld. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond.