In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van ABP-pensioenuitkeringen van belanghebbende, die in algehele gemeenschap van goederen is gehuwd. De belanghebbende, geboren in 1940, ontving pensioenuitkeringen van de Stichting Pensioenfonds ABP en was in geschil over de vraag of de helft van deze uitkeringen bij zijn echtgenote in de heffing van inkomstenbelasting betrokken moest worden. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen de belastingaanslagen ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de pensioenuitkeringen van het ABP voor belanghebbende als loon moeten worden aangemerkt en dat zijn echtgenote deze uitkeringen in fiscale zin niet heeft genoten. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.