Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Ferien- und Golfresort Cochem GmbH,
Cochem,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2019 uitspraak gedaan over een verzet tegen de hoogte van het griffierecht in een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen Ferien- und Golfresort Cochem GmbH en Kimiko Beheer B.V. In eerste aanleg heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 januari 2019 een vonnis gewezen, waarbij Cochem een verklaring voor recht heeft gevorderd dat een overeenkomst van opdracht rechtsgeldig was beëindigd. Kimiko heeft in reconventie een tegenvordering ingediend. De rechtbank heeft de vordering van Cochem afgewezen en de tegenvordering van Kimiko gedeeltelijk toegewezen.
Cochem heeft in hoger beroep het griffierecht betwist dat door de griffier was vastgesteld op € 5.382,-. Cochem stelde dat het financieel belang van het hoger beroep lager was en dat het griffierecht daarom op € 2.020,- had moeten worden vastgesteld. Het hof oordeelde dat de hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vordering in hoger beroep. Het hof concludeerde dat de vordering waarover in hoger beroep moest worden beslist een beloop had van meer dan € 12.500,- maar niet meer dan € 100.000,-. Het hof verklaarde het verzet gegrond en stelde het griffierecht vast op € 2.020,-, met de opdracht aan de griffier om het teveel betaalde griffierecht terug te betalen aan Cochem.
De beslissing van het hof benadrukt de regels omtrent de vaststelling van griffierechten in civiele procedures en de relevantie van het financieel belang van de vordering in hoger beroep. Het hof heeft de verzoeken van Cochem en Kimiko in het hoger beroep beoordeeld en de hoogte van het griffierecht vastgesteld in overeenstemming met de geldende wetgeving.