Uitspraak
[verzoeker] ,
€ 1.100,- +
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De verzoeker, geboren in 1965, had verzocht om vergoeding van kosten en schade die hij had geleden in verband met een strafzaak, waarin hij was verdacht van witwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank had eerder de verzoeken afgewezen, maar verzoeker ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak tegen verzoeker was geëindigd met een beleidssepot, wat betekent dat er geen straf of maatregel was opgelegd. Het hof oordeelde dat de omvang van het zaaksbegrip werd bepaald door de inhoud van het strafrechtelijk onderzoek, en dat de verdenkingen van zowel witwassen als valsheid in geschrift relevant waren. Het hof concludeerde dat er gronden van billijkheid waren voor het toekennen van vergoedingen aan verzoeker, en kende hem een vergoeding toe van € 7.811,71, inclusief kosten voor rechtsbijstand en schadevergoeding voor de dagen in voorlopige hechtenis. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof beval de griffier om het bedrag over te maken naar de rekening van de verzoeker.