ECLI:NL:GHARL:2019:5854

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
200.230.814/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van een tweedehands auto met verborgen schade en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om de verkoop van een tweedehands auto, een Renault Kangoo, door een in Nederland gevestigde verkoper aan een Duitse koper. De verkoper had gegarandeerd dat de auto geen schade had geleden door een ongeval. Echter, na de verkoop bleek dat de auto in België betrokken was geweest bij een ongeval en schade had opgelopen. De koper, die de auto had aangeschaft op basis van deze garantie, heeft de verkoper aangesproken op de tekortkomingen in de nakoming van de koopovereenkomst. Het hof oordeelt dat de verkoper, door de garantie af te geven zonder zich te verdiepen in de voorgeschiedenis van de auto, het risico heeft genomen dat hij tekort zou schieten in de nakoming van de overeenkomst. Dit leidde tot een gerechtvaardigd beroep op ontbinding van de koopovereenkomst door de koper. Het hof heeft geoordeeld dat de koper de auto mocht verkopen aan een derde en dat de ontbinding gedeeltelijk moest plaatsvinden, waarbij de verkoper het verschil tussen de oorspronkelijke koopprijs en de prijs waarvoor de auto aan de derde is verkocht, moest terugbetalen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij het doen van garanties en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.230.814/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5704727/CV EXPL 17-1908
arrest van 16 juli 2019
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het (deels voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. P.C. Schutte, kantoorhoudend te Winschoten,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [B] , Bondsrepubliek Duitsland,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het (deels voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. H.J. Kastein, kantoorhoudend te Zevenaar.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 22 augustus 2017 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 17 november 2017,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, tevens van (deels voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep, met producties,
- de akte rectificatie van [geïntimeerde] ,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellant] vordert in het principaal hoger beroep vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van 22 augustus 2017, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.4
[geïntimeerde] vordert na rectificatie in het incidenteel hoger beroep primair het vonnis van 22 augustus 2017 gedeeltelijk te vernietigen, de koopovereenkomst met [appellant] van 13 augustus 2016 gedeeltelijk te ontbinden, dan wel ontbonden te verklaren, in die zin dat de levering van de Renault Kangoo aan hem in stand blijft en [appellant] te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.800,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
Subsidiair vordert hij het vonnis van 22 augustus 2017 gedeeltelijk te vernietigen, de koopovereenkomst met [appellant] van 13 augustus 2016 gedeeltelijk te vernietigen, dan wel vernietigd te verklaren, in die zin dat de levering van de Renault Kangoo aan hem in stand blijft en [appellant] te veroordelen tot betaling aan hem van € 1.800,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
Een en ander met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in het principaal en het incidenteel hoger beroep.
In het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep

3.De vaststaande feiten

3.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.2 tot en met 2.14 van het vonnis van 22 augustus 2017, met inachtneming van hetgeen [appellant] als verholen grieven onder de punten 2 tot en met 5 van de memorie van grieven tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter heeft aangevoerd en aangevuld met een enkel door het hof als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken vastgesteld feit.
3.2
[geïntimeerde] heeft op 13 augustus 2016 van [appellant] een tweedehandsauto gekocht van het merk Renault, type Kangoo 1.5 dCl 90 ECO Privilege (verder te noemen de auto).
3.3
De auto werd aangeboden in een advertentie op de op Duitsland gerichte website Mobile.de.
In de advertentie was onder meer het volgende vermeld:
- Gebrauchtfahrzeug (Unfallfrei)
- Preis € 12.250,-
- Privatanbieter [appellant] , [A] , Niederlande.
3.4
Tussen 8 en 12 augustus 2016 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [appellant] en [geïntimeerde] , waarbij [appellant] op vragen van [geïntimeerde] onder andere het volgende heeft geantwoord:
"Ik heb bij de auto nu Duits kenteken en TUV tot 2018.
Auto heeft nog geen onderhoudsbeurt gehad.
Auto kost met Duits kenteken 11.900 euro
of 12350 euro inclusief onderhoudsbeurt.".
"Duits kenteken en TUV heb ik al. geen krassen of deuken "
3.5
Partijen zijn uiteindelijk een koopprijs van € 11.500,- overeengekomen en hebben vervolgens een datum afgesproken voor de overdracht van de auto op het door [appellant] opgegeven adres [a-straat 1] , [A] .
3.6
In de op 13 augustus 2016 schriftelijk opgemaakte koopovereenkomst (naar het standaardmodel van de website Mobile.de) is voormeld adres van [appellant] ook opgenomen als adres van de verkoper.
3.7
In de voorbedrukte tekst van de koopovereenkomst is onder artikel III
"Zusicherungen der Verkaufers"opgenomen:
"Das Fahrzeug hatte, seit es im Eigentum des Verkaufers war, keinen Unfallschaden/ folgende Unfallschäden"De passage
"folgende Unfallschäden"is doorgestreept. Daaronder is met de hand geschreven:
"absolut keine Unfallschäden"
3.8
Na ondertekening van de koopovereenkomst is de auto betaald en geleverd, waarbij [geïntimeerde] nog een bedrag van € 20,- retour heeft ontvangen van [appellant] vanwege het ontbreken van een krik en bijpassend gereedschap.
3.9
De auto had voor de verkoop een Belgisch kenteken (2014) [YYY-YY000] .
Omdat [appellant] de auto in Duitsland wilde verkopen, heeft hij deze op een Duits kenteken laten zetten. Blijkens de
Zulassungsbescheinigung Teil IIvan 15 juli 2016 is aan de auto het Duitse kenteken [XXX-XX000] toegekend, dat op 15 augustus 2016 op naam van [geïntimeerde] is gesteld.
3.9
[geïntimeerde] heeft de auto laten controleren door zijn garage Auto Raulf te Kevelaer, Duitsland. Door deze garage is onder meer een gebroken bevestiging van de koplamp en een gerepareerde chassis-beschadiging aan de voorkant geconstateerd. Ook heeft deze garage de computer van de auto uitgelezen en diverse foutcodes, onder meer van het ABS remsysteem, vastgesteld.
3.1
[geïntimeerde] heeft [appellant] bij e-mail van 15 en 18 augustus 2016 om een reactie gevraagd, respectievelijk gesommeerd om met een voorstel te komen.
[appellant] heeft daarop niet gereageerd.
3.11
Uit een e-mail van 8 september 2016 van [C] , medewerker van de garage van de -volgens de autopapieren- vorige eigenaar [D] uit [E] België, blijkt dat de auto op 22 januari 2016 betrokken is geweest bij een ongeval, waarbij de auto rechtsvoor schade heeft opgelopen. [D] heeft de auto bij de garage in ongerepareerde toestand ingeruild voor een andere auto. De garage heeft de auto naderhand verkocht aan Autohandel De Ruyter-Hindrickx te Torhout, België
3.12
[C] heeft bij e-mail van 12 september 2016 aan [geïntimeerde] bevestigd:
"Der Kangoo ist mit Unfallschaden verkauft am den Autohandel. Das Fahrzeug war schwer beschädigt."
3.13
Bij brief van 12 oktober 2016 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] de koopovereenkomst ontbonden en [appellant] gesommeerd de uit de ontbinding voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis na te komen.
3.14
Bij e-mail van 30 november 2016 heeft [F] namens het Duitse
Strassenverkehrsamtaan [geïntimeerde] bericht dat bij de invoer van de auto in Duitsland op de Belgische kentekenpapieren niet was vermeld dat het voertuig was beschadigd. In verband met de registratie in de EU-portal Eucaris ("
waiting for inspection") is echter een nieuw onderzoek uitgevoerd om de verkeersveiligheid van het voertuig vast te stellen. Daarbij zijn geen gebreken vastgesteld, zodat de auto is toegelaten.
3.15
[geïntimeerde] heeft de auto op 23 mei 2017 verkocht aan een derde. Deze verkoop is op schrift gesteld met gebruikmaking van het standaardmodel van de website Mobile.de, waarop een koopsom van € 10.000,- is vermeld.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[geïntimeerde] heeft primair gevorderd dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat de koopovereenkomst van 13 augustus 2016 bij brief van 12 oktober 2016 buitengerechtelijk is ontbonden, dan wel dat de overeenkomst alsnog geheel wordt ontbonden en dat [appellant] wordt veroordeeld tot (terug)betaling van de koopsom van € 11.500,- met rente, en met bepaling dat [geïntimeerde] na betaling de auto in de huidige staat teruggeeft.
4.2
De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 augustus 2017 de vordering toegewezen tot een bedrag van € 11.480,-, vermeerderd met de kosten van de procedure.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

De bevoegdheid van de Nederlandse rechter
5.1
[geïntimeerde] woont in de Bondsrepubliek Duitsland. Het geschil heeft daarom internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van Brussel I bis-Vo (de herschikte EEX-Verordening). Ingevolge artikel 4 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
Het van toepassing zijnde recht
5.2
De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 augustus 2017 vastgesteld dat op dit geschil Nederlands recht van toepassing is. Nu hier geen grieven tegen naar voren zijn gebracht, heeft ook het hof uit te gaan van de toepassing van Nederlands recht.
Wijziging van eis
5.3
In verband met het feit dat hij de auto op 23 mei 2017 heeft verkocht en geleverd aan een derde heeft [geïntimeerde] onder
grief A in het incidenteel hoger beroep, voor zover hier van belang, zijn eis in die zin gewijzigd dat hij niet langer ontbinding vordert van de koopovereenkomst van 13 augustus 2016 met de daaraan verbonden ongedaanmakingsverplichtingen over en weer, maar een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst onder veroordeling van [appellant] tot betaling aan hem van een bedrag van € 1.800,-.
5.4
[appellant] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] als zodanig. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van [geïntimeerde] zal daarom recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
De grieven
5.5
Grief I in het principaal hoger beroepis gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat de passage
"absolut keine Unfallschaden"op uitdrukkelijk verzoek van [geïntimeerde] in de koopovereenkomst is opgenomen (rechtsoverweging 4.6). Volgens [appellant] is [geïntimeerde] , na controle van de auto, zelf tot de conclusie gekomen dat de auto schadevrij was en heeft hij dit eigenhandig in de koopovereenkomst opgenomen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] nergens uitdrukkelijk vermeld dat hij hiermee bedoelde dat de auto nooit schade zou hebben geleden. [geïntimeerde] heeft bovendien door het aanbod van [appellant] om een onderhoudsbeurt uit te laten voeren af te wijzen zichzelf de kans ontnomen op eenvoudige wijze aan zijn onderzoeksplicht te voldoen, aldus [appellant] .
5.6
Het hof neemt tot uitgangspunt dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
Voorts volgt uit HR 20 februari 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO1427) dat bij de uitleg van een dergelijk geschrift telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, alsmede dat in praktisch opzicht vaak van groot belang is de taalkundige betekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, die deze in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben. Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan - waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden - en de overige bepalingen ervan (HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 en HR 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178).
5.7
De overeenkomst bestaat uit een voorbedrukt formulier afkomstig van de website Mobile.de dat door partijen zelf is ingevuld en ondertekend. Wie van partijen het formulier heeft ingevuld, is van ondergeschikte betekenis nu partijen het ingevulde formulier beiden hebben ondertekend en zich daarmee akkoord hebben verklaard met de inhoud daarvan. In de overeenkomst is na de passage
"Das Fahrzeug hatte, seit es im Eigentum des Verkaufers war, keinen Unfallschäden"de passage
"folgende Unfallschäden"doorgestreept en in de open ruimte daarop aansluitend met de hand geschreven:
"absolut keine Unfallschäden". Naar het oordeel van het hof is daarmee tot uitdrukking gebracht dat de auto helemaal geen schade ten gevolge van een ongeval heeft gehad. Dat is in het kader van deze koopovereenkomst aan te merken als een garantie van de zijde van [appellant] . In dat geval reikt de onderzoeksplicht van de koper, in dit geval [geïntimeerde] , niet zover dat hij zelf onderzoek moet instellen naar de vraag of de auto op enig moment betrokken is geweest bij een ongeval.
5.8
De grief faalt.
5.9
Grief II in het principaal hoger beroepkomt op tegen de overweging van de kantonrechter dat uit de overgelegde documenten voldoende blijkt dat de auto op
22 januari 2016 schade ten gevolge van een ongeval heeft opgelopen (rechtsoverweging 4.7). [appellant] heeft aangevoerd dat hij dat niet wist en dat redelijkerwijs ook niet behoefde te weten. Door het ontbreken van een objectief rapport is het naar zijn mening niet duidelijk wat de schade precies was en hoe hoog het schadebedrag is. Hem is nooit de mogelijkheid geboden de auto te laten onderzoeken. Daarom betwist hij de gestelde schade, zodat er geen sprake is van non-conformiteit en zo er al sprake zou zijn geweest van schade, rechtvaardigt de schade niet de ontbinding van de overeenkomst.
Grief III in het principaal hoger beroepborduurt voort op de grieven I en II. [appellant] heeft nogmaals herhaald dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de tekortkoming van zijn kant voldoende is om de ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen (rechtsoverweging 4.8).
5.1
Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] door zonder zich te verdiepen in de geschiedenis van de auto de hiervoor genoemde garantie af te geven, het risico op zich genomen dat hij toerekenbaar tekort zou schieten in de nakoming van de overeenkomst in het geval zou blijken dat de auto schade had opgelopen ten gevolge van een ongeval.
Uit de e-mails van [C] van 8 en 12 september 2016 blijkt dat de auto op 22 januari 2016 betrokken is geweest bij een ongeval, waarbij de auto aan de rechtervoorzijde schade heeft opgelopen. De toenmalige eigenaar [D] heeft de auto in niet gerepareerde toestand ingeruild voor een andere auto bij zijn garage. De garage heeft de auto naderhand verkocht aan een autohandel. Dat het om deze auto ging blijkt uit de kentekenregistratie, de
Zulassungsbescheinigung Teil IIvan 15 juli 2016. Het hiervoor genoemde risico heeft zich dan ook gerealiseerd.
Aangezien hiermee is komen vast te staan dat de auto, hoewel [appellant] had gegarandeerd dat deze niet bij een ongeval betrokken was geweest, toch als gevolg van een ongeval schade had opgelopen, is de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst door [geïntimeerde] gerechtvaardigd.
Nu enkel dit gegeven al de buitengerechtelijke ontbinding rechtvaardigt, behoeft hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht tegen de passages in rechtsoverweging 4.8 die hij als suggestief heeft omschreven, geen bespreking meer.
5.11
Deze grieven II en III falen eveneens.
5.12
De grieven IV en V in het principaal hoger beroepzijn gericht tegen de samenvatting van het oordeel van de rechtbank (rechtsoverweging 4.9), de proceskostenveroordeling (rechtsoverwegingen 4.10 en 4.11) en het dictum. Deze grieven hebben naast de grieven I tot en met III geen zelfstandige betekenis en behoeven om die reden evenmin te worden besproken.
5.13
Naar aanleiding van
grief A in het incidenteel hoger beroepoverweegt het hof het volgende. In het feit dat [geïntimeerde] de auto inmiddels heeft verkocht, ziet het hof voldoende aanleiding om, zoals door [geïntimeerde] gevorderd, de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst toe te wijzen, voor zover de koopsom meer dan € 10.000,- bedraagt.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] met het overleggen van de getekende koopovereenkomst tussen hem en een derde (productie 25) voldoende onderbouwd dat hij de auto heeft verkocht voor een bedrag van € 10.000,-. In wat [appellant] daartegen heeft aangevoerd, ligt geen reden om aan de juistheid van die stelling te twijfelen. Dat heeft tot gevolg dat [appellant] het verschil tussen de door hem van [geïntimeerde] ontvangen koopsom van € 11.480,- en het door [geïntimeerde] voor de auto ontvangen bedrag van € 10.000,-, oftewel € 1.480,- aan [geïntimeerde] dient terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst tot de dag van terugbetaling.
Anders dan [appellant] heeft betoogd, was [geïntimeerde] niet gehouden de auto onder zich te houden gedurende de loop van de procedure. Verder is er geen sprake van dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 21 Rv, omdat onweersproken vaststaat dat de rechtbank de zaak na ontvangst van de conclusie van dupliek van [appellant] op 23 mei 2017 op de rol heeft geplaatst voor vonnis.
5.14
[geïntimeerde] heeft het meerdere van zijn vordering tot € 1.800,- niet onderbouwd, zodat het hof zijn vordering in zoverre zal afwijzen.
5.15
Grief A slaagt in zoverre, zodat het vonnis van de rechtbank van 22 augustus 2017 moet worden vernietigd.
5.16
De
grieven B en C in het incidenteel hoger beroepzijn voorwaardelijk ingesteld. Aangezien de voorwaarde niet is vervuld behoeven deze grieven geen verdere bespreking.

6.Slotsom

6.1
De grieven in het principaal hoger beroep falen.
6.2
Daarentegen slaagt grief A in het incidenteel hoger beroep, zodat de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 van het bestreden vonnis van 22 augustus 2017 moeten worden vernietigd. Het hof zal de koopovereenkomst tussen partijen van 13 augustus 2016 ontbinden voor zover de koopsom een bedrag van € 10.000,- te boven gaat en [appellant] veroordelen tot terugbetaling aan [geïntimeerde] van € 1.480,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van de koopsom door [appellant] tot de dag van terugbetaling.
6.3
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in het principaal hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 318,- aan verschotten (griffierecht) en € 759,- (1 punt, tarief I, € 759,- per punt) aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
6.4
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6.5
De kosten voor de procedure in het incidenteel hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op nihil, nu het incidenteel hoger beroep in feite neerkomt op een vermindering van eis die noodzakelijk was geworden door de verkoop van de auto door [geïntimeerde] .
6.6
Zowel in het principaal hoger beroep, als in het incidenteel hoger beroep zal het meer of anders gevorderde worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
vernietigt de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 van het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 22 augustus 2017, bekrachtigt dit vonnis wat betreft de onderdelen 5.4 tot en met 5.6 en doet voor het overige opnieuw recht;
ontbindt de koopovereenkomst tussen partijen van 13 augustus 2016 voor zover de koopsom een bedrag van € 10.000,- te boven gaat;
veroordeelt [appellant] tot terugbetaling aan [geïntimeerde] van € 1.480,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontvangst van de koopsom tot de dag van terugbetaling;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 318,- voor verschotten en op € 759,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. W.F. Boele en mr. S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.