Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
gemachtigde: M. van Yperen, WOZ-consultants te Arnhem,
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
(…)
Streefhuur als uitgangspunt
De jaarlijkse huuraanpassing per 1 juli is bij [woningstichting Y] afhankelijk van de afstand tussen de huidige huur en de streefhuur. De streefhuur is de huurprijs die volgens de corporatie past bij de kwaliteit van de woning en bij [woningstichting Y] tweederde van de maximale huurprijs die volgens het woningwaarderingssysteem (WWS) mag worden gevraagd. De corporatie vraagt geen huurverhoging als de netto huur hoger is dan de streefhuur en een gematigde huurverhoging als de huur lager is dan de streefhuur.
(…)
Welke huuraanpassing geldt voor mij?(…)
(…)
De streefhuren die [woningstichting Y] hanteert liggen op ongeveer 2/3 van de maximale huren. De maximale huur is wat [woningstichting Y] wettelijk mag vragen voor uw woning.”
De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar aangenomen dat er een belang voor belanghebbende, de huurder van het object [adres] , aanwezig was.
Een dag voor de zitting werd ik gebeld door de griffier van de rechtbank, die meedeelde dat de kwestie van het procesbelang op de zitting aan de orde zou komen. Ter zitting is
“Wat is de streefhuur”niet ook zo zou kunnen worden gelezen dat dit enkel ziet op een huuraanpassing van de woning als deze vrijkomt voor een nieuwe huurder. Neen, zo lees ik dat niet. Het is mijns inziens ruimer geformuleerd. Het is een voortdurende toets. Ook een ‘zittende huurder’ kan een beroep doen op dit beleid en vragen om een huurverlaging. Dit is ook hier gebeurd; uit de stukken blijkt dat belanghebbende wel degelijk een huurverlaging heeft gekregen. U vraagt mij of belanghebbende zonder dit beleid ook een procesbelang had gehad. Neen, het is naar mijn mening niet zo dat elke huurder die een lagere WOZ-waarde bepleit, per definitie een procesbelang heeft.
Na heropening van het onderzoek deelt de voorzitter aan partijen mee dat het Hof voorlopig van oordeel is dat belanghebbende ten aanzien van de onderhavige WOZ-beschikking een procesbelang heeft.
(…)
Dat belang is er wel degelijk. Ik denk ook wel dat [woningstichting Y] als partij betrokken zou willen worden in deze procedure. (…)”
3.3. Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
door belanghebbende verschuldigde huur, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof een belang bij de onderhavige procedure. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat onvoldoende is onderbouwd dat een verlaging van de WOZ-waarde daadwerkelijk tot een lagere huurprijs leidt en die overweging (mede) van belang geacht voor haar oordeel over de aanwezigheid van een procesbelang van belanghebbende. Voor de aanwezigheid van een dergelijk belang is voldoende dat op grond van hetgeen belanghebbende heeft gesteld een lagere dan de vastgestelde WOZ-waarde voor haar tot een lagere huur zou kunnen leiden en beantwoording van deze vraag enig rechterlijk (feitelijk en/of juridisch) onderzoek vergt. Deze situatie doet zich voor indien de uitleg van belanghebbende van het beleid van de woningcorporatie juist is. Dat deze uitleg door de heffingsambtenaar wordt betwist doet aan de aanwezigheid van een procesbelang van belanghebbende bij de onderhavige zaak niet af.
5.Kosten
6.6. Beslissing
met inachtneming van de uitspraak van het Hof;
bedrag van € 501, en
griffierecht ad € 124 te vergoeden.