Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van Belastingcentrum Tribuutte
Epe(hierna: de heffingsambtenaar).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2018. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een verenigingsgebouw, vastgesteld op € 557.000 voor het jaar 2017, per waardepeildatum 1 januari 2016. De belanghebbende, eigenaar van het gebouw, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en de daaropvolgende aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) en rioolbelasting. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De heffingsambtenaar heeft een taxatiekaart overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, maar het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. De belanghebbende heeft gesteld dat de restwaarde van het gebouw op nihil moet worden gesteld en heeft dit onderbouwd met verkoopinformatie van vergelijkbare panden. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de restwaarde op nihil moet worden gesteld.
Uiteindelijk heeft het Hof de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 500.000, en het hoger beroep gegrond verklaard. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het betaalde griffierecht aan de belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.