Ten tweede is van belang dat [appellant] afdoende heeft toegelicht dat hij, anders dan Funding Circle stelt, bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst met Funding Circle en het gebruik van de verstrekte lening niet dusdanig verwijtbaar heeft gehandeld dat Funding Circle in redelijkheid het aanbod van [appellant] heeft kunnen weigeren. Daartoe overweegt het hof als volgt. In 2017 en 2018 bouwde [appellant] met zijn eenmanszaak in opdracht van [opdrachtgever] een villa in [vestigingsplaats] . Daarvoor kocht [appellant] materialen in bij leveranciers en schakelde hij onderaannemers en uitvoerders in. In die periode trok de woningbouwmarkt aan. Aannemelijk is dat daardoor de leveranciers van [appellant] hogere inkoopprijzen gingen hanteren en de ingeschakelde onderaannemers en uitvoerders hogere uurtarieven in rekening gingen brengen, dan wel elders aan de slag gingen waar zij een hogere vergoeding konden krijgen. Dat had als gevolg dat er voor [appellant] meerkosten ontstonden en de bouw van de villa vertraging opliep. Bij de begroting van de te verrichten werkzaamheden in 2017 en 2018 was geen rekening gehouden met deze meerkosten.
In februari 2018 heeft [appellant] bij Funding Circle een aanvraag voor een geldlening gedaan, waarna in juni 2018 een geldleningsovereenkomst is gesloten en het bedrag door Funding Circle is verstrekt. [appellant] en Funding Circle zijn in de geldleningsovereenkomst overeengekomen dat [appellant] uitsluitend bevoegd is om de lening te gebruiken voor financiering van werkkapitaal. Anders dan Funding Circle stelt, is niet gebleken dat [appellant] de lening voor andere doeleinden heeft gebruikt. [appellant] heeft de gelden immers gebruikt ter (voor)financiering van binnen zijn onderneming lopende opdrachten. [appellant] heeft in dat kader toegelicht dat hij opdrachtgevers termijnfacturen stuurde. Indien door bijvoorbeeld weersomstandigheden niet gebouwd kon worden, betaalden opdrachtgevers deze termijnfacturen later. In een dergelijke situatie moest [appellant] echter wel bepaalde kosten maken. Aangezien [appellant] deze kosten niet (langer) zelf kon opvangen, heeft hij het krediet bij Funding Circle aangevraagd.
Het is verder niet aannemelijk geworden dat [appellant] de geldleningsovereenkomst met Funding Circle heeft gesloten, wetende dat hij deze lening niet kon terugbetalen. Ter zitting heeft de heer Vergne namens Funding Circle bevestigd dat [appellant] bij de geldleningsaanvraag bankafschriften van december 2017, januari 2018, februari 2018 en maart 2018 heeft overgelegd, waaruit volgt dat [appellant] in die periode meer dan € 260.000,- aan inkomsten had. Dit bevestigt het betoog van [appellant] dat de cashflow goed was te noemen, wat tot gevolg had dat de financiële moeilijkheden waar zijn bedrijf mee kampte hem niet meteen duidelijk waren. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat [appellant] , ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in juni 2018 al moest zien aankomen dat het bouwproject van de villa in [vestigingsplaats] niet geheel kon worden afgerond en daaruit een schuld zou voortvloeien aan de opdrachtgever. Juist bij een (nieuw)bouwproject van een villa waar de aannemer te maken krijgt met (financiële) tegenslagen, gaan de opdrachtgever en de aannemer met elkaar in overleg om hun gezamenlijk belang, het tot een goed einde brengen van het project, te bereiken. Het is vaak moeilijk aan te wijzen wanneer het echt niet meer verder kan en er zijn geen aanknopingspunten die het verhaal van [appellant] tegenspreken dat hij alles op alles heeft gezet om de opdracht tot een goed einde te brengen en dat dit op het laatste moment niet meer bleek te lukken. Pas na de verstrekking van de geldlening, in juli 2018, heeft de opdrachtgever van het bouwproject, [opdrachtgever] , een schadevordering van € 64.957,- bij [appellant] ingediend wegens vertraging en vroegtijdige beëindiging van het werk.
De stelling van Funding Circle dat [appellant] bij de geldleningsaanvraag op eigen initiatief informatie had moeten verstrekken waaruit Funding Circle had kunnen afleiden dat de financiële situatie van zijn onderneming precair was, kan het hof niet volgen. [appellant] heeft bij de geldleningsaanvraag alle door Funding Circle verzochte informatie, waaronder jaarstukken over 2015 en 2016 en een kolommenbalans over 2017, verstrekt. De jaarrekening over 2017 was nog niet opgemaakt en kon om die reden niet worden verstrekt door [appellant] . Wel is er zelfs rechtstreeks contact geweest tussen Funding Circle en de boekhouder van [appellant] . Daarnaast blijkt uit de tevoren door [appellant] aan Funding Circle verstrekte financiële gegevens onmiskenbaar dat vraagtekens konden worden gezet bij de vraag of de onderneming van [appellant] financieel gezond was. Uit de jaarrekening over 2016 volgt dat in dat jaar sprake was een negatief eigen vermogen van € 65.162,-. Daarnaast blijkt uit de kolommenbalans over 2017 dat in dat jaar tenminste sprake was van een negatief resultaat van € 44.487,85. In zoverre is Funding Circle dus niet op een verkeerd been gezet. Het met de lening gepaard gaande risico heeft zich bovendien mede vertaald in een hoog rentepercentage.