ECLI:NL:GHARL:2019:5311

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
200.260.097
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot tussenkomst in civiele procedure tussen Exterion Media, NS Stations en JCDecaux

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst, ingediend door Exterion Media (Netherlands) B.V. in een hoger beroep tussen NS Stations B.V. en JCDecaux Nederland B.V. De rechtbank Midden-Nederland had eerder vonnissen gewezen in de zaak tussen JCDecaux en NS Stations, waartegen beide partijen in hoger beroep zijn gegaan. Exterion heeft verzocht om tussenkomst in de procedure, omdat zij eigen vorderingen wenst in te stellen en voldoende belang heeft om zich te mengen in het geding. NS Stations en JCDecaux hebben geen bezwaar gemaakt tegen deze tussenkomst. Het hof heeft vastgesteld dat Exterion voldoet aan de voorwaarden voor tussenkomst volgens artikel 217 Rv, en heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie na tussenkomst aan de zijde van Exterion, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.260.097
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 421208)
arrest van 25 juni 2019
in het incident ex artikel 217 Rv van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Exterion Media (Netherlands) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in het incident,
hierna: Exterion,
advocaat: mr. J.W. Fanoy,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Stations B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: NS Stations,
advocaat: mr. G.W. van der Bend,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JCDecaux Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde, tevens verweerster in het incident,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: JCDecaux,
advocaat: mr. J.F. van Nouhuys.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 18 oktober 2017 en 7 november 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 februari 2019,
- de memorie van grieven,
- de incidentele memorie tot tussenkomst, subsidiair voeging van Exterion (met productie),
- de akte tot referte in het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging van NS Stations,
- de akte tot referte in het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging van JCDecaux.
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest in het incident bepaald.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1
De rechtbank heeft op 18 oktober 2017 een tussenvonnis gewezen tussen JCDecaux als eiseres en NS Stations als gedaagde. Van dat tussenvonnis zijn zowel JCDecaux als NS Stations in hoger beroep gekomen (bij het hof bekend onder de zaaknummers 200.233.320 en 200.237.719). Bij arresten van 20 november 2018 heeft dit hof Exterion toegestaan om te mogen tussenkomen in de zaken 200.233.320 en 200.237.719.
Op 7 november 2018 heeft de rechtbank intussen een eindvonnis gewezen in de zaak tussen JCDecaux als eiseres en NS Stations als gedaagde. NS Stations heeft ook hoger beroep ingesteld tegen dit eindvonnis (dit betreft het onderhavige zaaknummer 200.260.097). In dit incident heeft Exterion gevorderd ook in de zaak 200.260.097 primair te mogen tussenkomen en subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van NS Stations. NS Stations en JCDecaux hebben zich ten aanzien van de incidentele vordering van Exterion gerefereerd aan het oordeel van het hof.
3.2
Het hof stelt voorop dat een partij op grond van artikel 217 Rv in een aanhangig geding kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden (zie Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768).
3.3
Exterion heeft conform de tussen partijen gemaakte procesafspraken verzocht haar incidentele memorie tot tussenkomst, subsidiair voeging van 12 juni 2018 in de zaak 200.233.320 als herhaald en ingelast te beschouwen. In die memorie heeft Exterion voldoende toegelicht dat zij eigen vorderingen wenst in te stellen en voldoende belang heeft om zich door middel van die vorderingen te mengen in het geding. Nu NS Stations en JCDecaux geen bezwaar hebben tegen de tussenkomst van Exterion, zal het hof de vordering toewijzen.

3.De slotsom

3.1
Het hof zal de incidentele vordering tot tussenkomst van Exterion toewijzen. De beslissing over de kosten van het incident zal het hof aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
3.2
Het hof zal de hoofdzaak naar de rol verwijzen voor memorie in tussenkomst aan de zijde van Exterion. Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
wijst de vordering tot tussenkomst van Exterion toe;
houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum
2 juli 2019voor memorie na tussenkomst aan de zijde van Exterion;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, A.A. van Rossum en H.L. Wattel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Wattel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.