Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.De slotsom
€ 318
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om de vraag of de advocaat van appellant, die betrokken was bij een echtscheidingsprocedure, had moeten onderzoeken of appellant in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Appellant had zich in 2011 tot zijn advocaat gewend in verband met zijn aanstaande echtscheiding en had de declaraties van de advocaat voldaan. Hij vorderde nu het door hem betaalde bedrag terug, omdat hij meende dat hij recht had op een toevoeging. De kantonrechter had zijn vordering afgewezen. Het hof oordeelt dat de advocaat had moeten overleggen met appellant over de mogelijkheid van een toevoeging, aangezien er geen bewijs was dat appellant niet in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Het hof concludeert dat appellant, als de toevoeging was aangevraagd, deze had gekregen, en dat de advocaat tekort is geschoten in haar verplichtingen. Het hof wijst de vordering van appellant toe en veroordeelt de advocaat tot schadevergoeding, die wordt vastgesteld op het bedrag dat appellant te veel heeft betaald, verminderd met de eigen bijdrage die hij had moeten betalen als hij een toevoeging had gekregen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vordering van appellant toe, inclusief de wettelijke rente.