ECLI:NL:GHARL:2019:4174
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over vervroegde aflossing van rentevaste leningen door professionele vastgoedbelegger en de berekening van aflossingsvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van EDRO Vastgoed B.V. tegen FGH Bank N.V. over de vergoeding die EDRO verschuldigd is wegens vervroegde aflossing van rentevaste leningen. De leningen, met een totaalbedrag van bijna € 3,5 miljoen, zijn onderworpen aan de algemene voorwaarden van FGH Bank. EDRO betwist dat de bank een te hoge vergoeding van € 136.711,27 in rekening heeft gebracht en heeft de bank gedagvaard tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met kosten en rente. In eerste aanleg heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat EDRO de vergoeding verschuldigd is en haar beroep op matiging verworpen.
In hoger beroep heeft het hof de feiten zoals vastgesteld in het vonnis van de rechtbank overgenomen, met enkele aanvullingen. Het hof heeft vastgesteld dat de vergoeding die EDRO aan FGH Bank moet betalen, gebaseerd is op artikel 7.6 van de algemene voorwaarden. Dit artikel regelt de berekening van de vergoeding bij vervroegde aflossing en vereist een uitleg die verder gaat dan een louter taalkundige benadering. Het hof oordeelt dat EDRO onvoldoende heeft aangetoond dat de bank onterecht kosten in rekening heeft gebracht en dat de bank recht heeft op vergoeding van gederfde inkomsten, waaronder fundingkosten en debiteurenopslag.
Het hof heeft de grieven van EDRO gedeeltelijk toegewezen, maar de grieven met betrekking tot de omvang van de vergoeding en de matiging van de vergoeding verworpen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt EDRO in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 14 mei 2019.