Uitspraak
Kingspan Insulation B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
- de bij brief van [verzoeker] van 13 maart 2019 toegezonden producties 15-17;
primair:
I. tot herstel van het dienstverband in zijn eigen functie;
II. voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst (loon);
subsidiair:
3.De feiten
- U werkt nauwkeurig en volgens de planning en houdt zich aan de gemaakte afspraken;
- U zorgt er voor dat u de accu’s van de heftruck conform de intern gemaakte afspraken tijdig wisselt. Dit betekent dat de accu gewisseld wordt op het moment dat er nog maar 1 groen lampje brand.
- U bent op tijd op de werkvloer aanwezig; om 07.30 uur starten de werkzaamheden op de werkplek.
- U volgt de werkinstructies op, specifiek gaat het hier om de regels omtrent het scannen van goederen.
- U volbrengt en handelt uw taken af alvorens u een andere taak oppakt.
- U communiceert op passende wijze met collega’s, leidinggevenden en/of derden, zodat de werkzaamheden volgens de gestelde normen verlopen.
- U vervolgt volwaardige deelname aan de VAPRO basisopleiding. (…)
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
5.De beoordeling in hoger beroep
Dit brengt met zich dat voor een beeindiging van de arbeidsovereenkomst op grond van disfunctioneren vereist is dat sprake is van 1) een aantoonbaar disfunctioneren, dat 2) ondanks inspanningen en waar nodig scholing en begeleiding het functioneren niet is verbeterd, en 3) geen mogelijkheid bestaat tot herplaatsing.
b. [verzoeker] zorgt er voor dat hij de accu’s van de heftruck conform de intern gemaakte afspraken tijdig wisselt. Dit betekent dat de accu gewisseld wordt op het moment dat er nog maar 1 groen lampje brandt.
c. [verzoeker] is op tijd op de werkvloer aanwezig; om 07.30 uur starten de werkzaamheden op de werkplek.
d. [verzoeker] volgt de werkinstructies op, specifiek gaat het hier om de regels omtrent het scannen van goederen.
e. [verzoeker] volbrengt en handelt zijn taken af alvorens hij een andere taak oppakt.
f. [verzoeker] communiceert op passende wijze met collega’s, leidinggevenden en/of derden, zodat de werkzaamheden volgens de gestelde normen verlopen.
g. [verzoeker] vervolgt volwaardige deelname aan de VAPRO basis opleiding.
Het hof leidt hieruit af dat er evenzoveel punten zijn waarop [verzoeker] naar het oordeel van Kingspan disfunctioneert.
‘
3.4.3 De toepasselijkheid van de wettelijke bewijsregels brengt onder meer mee dat de werkgever de aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zal moeten stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer, zal moeten bewijzen. Daarbij verdient opmerking dat voor bewijs in het burgerlijk procesrecht niet steeds is vereist dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan, maar kan volstaan dat deze voldoende aannemelijk worden. (…) Het vorenstaande is niet anders in het geval dat de werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt.3.4.4 De hiervoor in 3.4.2-3.4.3 bedoelde toepasselijkheid van de wettelijke bewijsregels moet worden onderscheiden van de vraag of is voldaan aan de maatstaf van art. 7:669 lid 3, onder d, BW dat sprake is van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van de Wwz heeft de werkgever ten aanzien van de vraag of sprake is van geschiktheid of ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid als bedoeld in art. 7:669 lid 3, onder d, BW, een zekere mate van beoordelingsruimte: “Ook voor beslissingen die een werkgever neemt over niet-bedrijfseconomische ontslagen (anders dan wegens langdurige arbeidsongeschiktheid) geldt dat er ruimte moet zijn voor een werkgever om dergelijke beslissingen te kunnen nemen. (…) Het is dus in eerste instantie aan de werkgever om bijvoorbeeld te beoordelen of een werknemer nog voldoet aan de eisen die aan een functie worden gesteld of te beoordelen of verwijtbaar gedrag van een werknemer reden kan zijn voor ontslag. Ook hier geldt echter dat de kantonrechter niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal overgaan als het duidelijk is dat een werkgever, gezien de aangevoerde argumenten voor het ontslag, niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, of zelf ook blaam treft.” (Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 44-45). De rechter zal het voorgaande in zijn oordeelsvorming moeten betrekken door te onderzoeken of, uitgaande van de feiten en omstandigheden die – zo nodig na bewijslevering – zijn komen vast te staan, in redelijkheid kan worden geoordeeld dat sprake is van de door de werkgever aangevoerde ontslaggrond, in dit geval dus van disfunctioneren van de werknemer als bedoeld in art. 7:669 lid 3, onder d, BW.’(HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:281 (Decor).
De werknemer is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid alsmede aan die welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming van de werkgever, door of namens de werkgever binnen de grenzen van algemeen verbindende voorschriften, of overeenkomst aan hem, (…) gegeven.”. Uitgangspunt is dat voor beantwoording van de vraag of een door de werkgever aan de werknemer gegeven bevel of opdracht redelijk is tegen elkaar moet worden afgewogen het belang dat de werkgever bij het bevel of de opdracht heeft enerzijds, en de bezwaren van de werknemer daartegen anderzijds. Daarbij komt uiteraard niet alles wat de werknemer daartegen aanvoert in aanmerking, maar datgene waarvan gezegd kan worden werkelijk voor hem een bezwaar tegen bevel of opdracht op te leveren. De enkele omstandigheid dat de werknemer in deze zin steekhoudende bezwaren heeft, maakt overigens niet dat een bevel of opdracht niet redelijk zou zijn en dat daarom de weigering van de werknemer om er gevolg aan te geven geen reden voor ontslag zou kunnen zijn dan wel de weigering om aan die opdrachten te voldoen hem ongeschikt maken voor die functie. Concrete, laat staan zwaarwegende bezwaren heeft [verzoeker] in dit verband overigens niet aangevoerd.