Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,
2. [appellante2] ,
3. [appellante3] ,
4. [appellante4] ,
5. [appellant5] ,
6. [appellante6] ,
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
3.De Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
de Orde van Advocaten,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
De Raad van Discipline heeft in zijn beslissing van 10 juli 2017 de deken in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat een artikel 60c-onderzoek een zwaar middel is en er minder zware middelen voor de deken openstaan, waaronder een kantoorbezoek, en [geïntimeerden] c.s. ter zitting hebben toegezegd daaraan volledig mee te werken.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg en de arresten in het incident
4.De beoordeling van de grieven
[appellanten] c.s., waaronder schriftelijk vastgelegde afspraken ten aanzien van procesvoering en strategie, de grenzen van zijn bevoegdheden heeft overschreden (
grieven II tot en met XII). Ondanks het feit dat de deken geen procespartij is en er in hoger beroep geen vordering tegen de Orde van Advocaten is ingesteld, is het antwoord op die vraag van belang. Het gevraagde verbod van [appellanten] c.s. tegen [geïntimeerden] c.s. kan namelijk niet worden toegewezen indien blijkt dat de deken terecht van zijn bevoegdheid heeft gebruik gemaakt en [geïntimeerden] c.s. verplicht waren aan het dekenverzoek mee te werken, omdat dan in de verhouding [geïntimeerden] c.s. tot [appellanten] c.s. de vereiste toerekenbaarheid voor aansprakelijkheid van [geïntimeerden] c.s. ontbreekt.
grief Ibestaat geen belang nu de zitting bij het hof, in tegenstelling tot de zitting bij de voorzieningenrechter, openbaar was.
grief VIIIvan [appellanten] c.s. mist grond. De door [appellanten] c.s. gemaakte vergelijking met de
attorney-client privilege-doctrine onder Anglo-Amerikaans recht doet niet ter zake. Indien de deken overgaat tot het opvragen van informatie, geldt verder dat de deken ten opzichte van [appellanten] c.s. op gelijke wijze verplicht is tot geheimhouding van al hetgeen hij kennis neemt. Dit volgt uit de laatste volzin van het tweede lid van artikel 45a Advocatenwet in verbinding met artikel 11a van de Advocatenwet. Hetzelfde geldt voor de medewerkers van de deken.
24 november 2017, waaronder de klachten van de gemeente en de president van de rechtbank, voldoende aanleiding had te veronderstellen dat aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. sprake zou kunnen zijn van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Anders dan [appellanten] c.s. onder de grieven III, IV en XII stellen, gaat het dus niet alleen om de klacht van de gemeente. Met hun stelling miskennen [appellanten] c.s. bovendien dat de deken ook zonder concrete klacht op eigen initiatief een onderzoek kan instellen indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat. De beslissing van het Hof van Discipline bevestigt dat er voldoende aanleiding was voor nader onderzoek door de deken.
grief Xdat de voorzieningenrechter [appellanten] c.s. ten onrechte ambtshalve in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. heeft veroordeeld, mist feitelijke en juridische grondslag. [geïntimeerden] c.s. hebben in eerste aanleg namelijk niet expliciet gesteld dat zij geen proceskostenveroordeling wensten, terwijl zij wel kosten hebben gemaakt. Het hof zal [appellanten] c.s. in hoger beroep overeenkomstig hun verzoek, waarmee [geïntimeerden] c.s. hebben ingestemd, alleen veroordelen in de kosten van de Orde van Advocaten.