Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten] ,
1.De vennootschap onder firma Ruimte en Interieur Make Over,
en haar vennoten:
2. [geïntimeerde2] ,
3. [geïntimeerde3] ,
Rimo,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het dossier dat voor de comparitie was overgelegd, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.
2.De vaststaande feiten
[appellanten] heeft een aannemingsovereenkomst met Rimo gesloten betreffende het aanbrengen van een dakkapel op haar woning. De overeenkomst behelsde het leveren van materiaal, het uitvoeren van werkzaamheden en het construeren van een dakkapel op maat.
Door het ontbreken van een opstaande rand zal bij zeer veel regenval het water mogelijk zo over de rand van de dakkapel lopen hetgeen niet de bedoeling kan- en mag zijn.
Te treffen noodmaatregelen.
Rimo is niet verzekerd voor de kosten van herstel van ondeugdelijk werk, maar uitsluitend voor gevolgschade.
In het rapport is de gevolgschade voor de woning van [appellanten] vastgesteld op een bedrag van
€ 5.363,79. In het rapport is onder meer vermeld:
tegenpartij geplaats. Door het onjuist gebruik van materialen alsmede de ondeugdelijke
afwerking is lekkage ontstaan. De dakconstructie is niet goed opgebouwd, de dakbedekking
en het platte dak van de dakkapel laat op meerdere plaatsen los, de zijwanden zijn niet
waterdicht aangesloten en de isolatie is niet op de juiste wijze aangebracht wat
condensvorming zal gaan geven.
Schade-omvang
3.Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
- voor recht verklaard dat Rimo toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [appellanten] ;
- vastgesteld dat Rimo aansprakelijk is voor de uit het toerekenbaar tekortschieten voortvloeiende schade welke zich in de toekomst, in het bijzonder tijdens het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden, mocht openbaren;
- Rimo veroordeeld tot betaling aan [appellanten] van € 24.085,77 vermeerderd met wettelijke rente over € 22.871,28 vanaf 23 oktober 2015;
- Rimo veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
20 september 2016 te vernietigen en opnieuw rechtdoende Rimo alsnog te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 36.414,52 met rente en kosten.
Partijen zijn het erover eens dat [appellanten] (in ieder geval) zou zorgdragen voor het aan de binnenkant van de dakkapel aanbrengen van gipsplaten, stucwerk en behang.
had Rimo immers juist ingeschakeld voor het maken van een dakkapel en een dergelijke opdracht behelst in beginsel het vervaardigen van een constructief deugdelijke dakkapel, tenzij partijen uitdrukkelijk overeenkomen dat de uitvoering van bepaalde constructieve werkzaamheden (zoals het aanbrengen van de noodzakelijke constructieplaten) van de opdracht zijn uitgesloten. Naar het oordeel van het hof volgt dat niet uit het zinnetje: ‘afwerking binnenkant in overleg (niet inbegrepen)’, terwijl Rimo voor het overige geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit het bestaan van een dergelijk afwijkende afspraak zou kunnen blijken. Zij heeft haar stellingen dan ook onvoldoende onderbouwd. Om die reden is voor het leveren van bewijs door Rimo geen plaats.
€ 15.764,83 incl. btw een bedrag van € 1.305,77 incl. btw is begrepen voor plafonds, terwijl de kosten van vervanging daarvan ook is begrepen in het eveneens toegewezen bedrag van
€ 5.363,79 aan gevolgschade. Uit het rapport van CED blijkt inderdaad dat het bedrag aan gevolgschade onder meer ziet op plafonds, zodat in zoverre sprake is van een dubbeltelling.
Rimo heeft er verder op gewezen dat er in het bedrag van € 15.764,83 een bedrag van
€ 549,47 incl. btw is begrepen voor het leveren en aanbrengen van vensterbanken, terwijl deze op 30 juli 2014 nog niet waren aangebracht. [appellanten] heeft erkend dat de vensterbanken op die datum nog niet aanwezig waren, maar heeft gesteld dat zij de vensterbanken na die datum heeft aangebracht vanuit de gerechtvaardigde gedachte dat de door Rimo aangebrachte dakkapel tot in lengte van jaren zou kunnen blijven zitten.
heeft die stelling niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Gelet op de omstandigheid dat [C] zijn rapport op 30 juli 2014 al had uitgebracht, waardoor het voor [appellanten] duidelijk was dat er ingrijpende herstelwerkzaamheden aan de dakkapel moesten worden uitgevoerd, ligt het naar het oordeel van het hof ook niet in de rede dat [appellanten] na die datum – en voor de uitvoering van de herstelwerkzaamheden – nog vensterbanken heeft aangebracht in de dakkapel.
grief VI in het incidenteel hoger beroep.
Rimo heeft de posten a en c (stucwerk en verf) betwist: zij heeft gesteld dat [appellanten] nog geen stucwerk en verf in de dakkapel had aangebracht voordat deze werd gesloopt. Uit de door [appellanten] bij akte in principaal appel tevens memorie van antwoord in incidenteel appel overgelegde foto’s en de daarop ter gelegenheid van de comparitie in hoger beroep gegeven toelichting, is het hof echter genoegzaam gebleken dat [appellanten] de slaapkamers had afgewerkt met stucwerk, behang en verf. Alleen de badkamer was nog niet afgewerkt. Doordat de hele dakkapel is gesloopt en vervangen, moest [appellanten] opnieuw kosten aan stucwerk en verf maken. Het hof acht deze posten dan ook toewijsbaar.
Rimo heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de kantonrechter de posten e en f (aanleggen leidingen afzuigkap en materiaal rioleringen werk elektra) terecht heeft afgewezen. Het hof is evenwel van oordeel dat uit de bij memorie van antwoord overgelegde foto’s genoegzaam blijkt dat zich leidingen achter het knieschot van de dakkapel bevonden en acht het aannemelijk dat deze met het slopen van de dakkapel verwijderd zijn en vervolgens opnieuw moesten worden aangebracht. Ook deze posten komen voor toewijzing in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de posten b en d (tapijt en materialen) waartegen Rimo ook geen bezwaar gemaakt.
Anders dan [appellanten] meent, is dit geen bevrijdend verweer van Rimo maar een zogenoemd grondslag verweer. Dat betekent dat de stelplicht en bewijslast van de stelling dat de kuil in het dakvlak is veroorzaakt door Rimo, op [appellanten] rust.
“Naar mijn inziens is de “kuil” in het dak ontstaan doordat de dakkapel die voor 2 jaar geleden is geplaatst aan de achterzijde. De sporenkap aan de wegzijde is onvoldoende of niet ondersteunt tijdens het wegzagen van de sporen aan de achterzijde gedurende de werkzaamheden.”Hoe [E] tot dat oordeel is gekomen, blijkt uit deze e-mail niet: gesteld noch gebleken is dat [E] eigen wetenschap heeft over de wijze waarop Rimo de werkzaamheden indertijd heeft uitgevoerd. Rimo heeft betoogd dat het dak indertijd zou zijn ingestort als zij het dakvlak onvoldoende zou hebben ondersteund.
[appellanten] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, indien bewezen, kunnen leiden tot het oordeel dat de kuil in het dak in causaal verband staat met de wijze waarop Rimo de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Het bewijsaanbod dat [appellanten] heeft gedaan – inhoudende dat de kuil niet aanwezig was voordat Rimo met haar werkzaamheden begon – is niet toereikend, omdat zelfs als dat zou komen vast te staan, daarmee de oorzaak van het ontstaan van de kuil nog niet is gegeven. [appellanten] heeft daarvoor te weinig aangevoerd. Het had, gelet op het verweer van Rimo, op de weg van [appellanten] gelegen om bijvoorbeeld aan de hand van een rapport van een bouwkundige uiteen te zetten wat de gevolgen van de volgens [appellanten] door Rimo toegepaste werkwijze zijn voor de constructie van het dak en dat het ontstaan van een kuil in het dak door die werkwijze kan worden verklaard. [appellanten] heeft dat achterwege gelaten.
heeft daartoe aangevoerd – en ter gelegenheid van de comparitie in hoger beroep aan de hand van een model toegelicht – dat ten gevolge van de lekkage van het platte dak van de dakkapel aan de achterzijde van de woning zich water heeft verspreid naar de voorzijde van het dak. Doordat het afschot van het platte dak van de dakkapel onvoldoende was, bleef er water op het dak staan dat vervolgens door de wind onder de dakpannen werd opgestuwd en zich vervolgens over de nok van het dak een weg baande naar de andere zijde van het dak, met als gevolg dat isolatie en balken aan de voorzijde van het dak zijn aangetast, aldus [appellanten] .
grief VII in het incidenteel appelgedeeltelijk slaagt, namelijk voor zover het de hoogte van de toewijsbare hoofdsom betreft. Rimo heeft ook gegriefd tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, maar nu zij daarvoor geen zelfstandige argumenten voor heeft aangedragen, verwerpt het hof de grief in zoverre.
Slotsom
20 september 2016 zal worden vernietigd voor zover daarbij een bedrag van € 24.085,77
(€ 22.871,28 aan hoofdsom en € 1.214,49 aan buitengerechtelijke kosten) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2015 over € 22.871,28 is toegewezen.
Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, Rimo veroordelen tot betaling van een bedrag van € 21.830,71 vermeerderd met wettelijke rente over een bedrag van € 20.616,22
(€ 22.871,28 - € 1.855,24 - € 1.482,66 + € 1.082,84) vanaf 23 oktober 2015 tot de dag der
Het hof zal [appellanten] veroordelen tot terugbetaling aan Rimo van het bedrag dat Rimo ter uitvoering van het vonnis van de kantonrechter meer aan [appellanten] heeft voldaan, dan zij op grond van dit arrest aan [appellanten] verschuldigd is.
5.De beslissing
9 april 2019.