Uitspraak
[appellant],
Driezorg,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
1 juni 2003.
je directeur en eindverantwoordelijke bent belast met de beleidsvoorbereiding en het beheer van de organisatie en daarvoor rechtstreeks verantwoording verschuldigd is aan het bestuur of de raad van toezicht;
Deze cao heeft een looptijd van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2014.”
- Berkumstede stelt [appellant] vrij van het verrichten van werk;
- Berkumstede zal [appellant] het salaris over de periode vanaf 1 juni 2013 volledig doorbetalen;
- De reeds opgebouwde en tot 1 januari 2014 nog op te bouwen verlofuren worden geacht te zijn opgenomen;
- De door de kantonrechter te bepalen ontbindingsvergoeding wordt in januari 2014 aan [appellant] uitbetaald;
- Eventuele kosten voor een loopbaanbegeleidingstraject of een door [appellant] te volgen studie worden door [appellant] zelf bekostigd, maar mogen door hem wel in mindering worden gebracht op de in januari 2014 uit te betalen bruto-vergoeding, mits de hoogte van voormelde kosten vóór januari 2014 bij Berkumstede bekend zijn.”
31 december 2013 zal worden afgerond. Ten gevolge van de fusie zal de functie van [appellant] als bestuurder per 1 januari 2014 komen te vervallen. Voorts hebben het managementteam en de Raad van Toezicht het vertrouwen in [appellant] als toekomstig bestuurder verloren, hetgeen een terugkeer naar de werkplek voor [appellant] bemoeilijkt.
3.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
- € 142.820,99 bruto aan wachtgeld over de periode januari 2014 tot en met september 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente,
- € 1.087,23 netto wegens buitengerechtelijke kosten en
- de proceskosten.
3 september 2013 finale kwijting hebben verleend. Na getuigenverhoor heeft de kantonrechter in het tussenvonnis geoordeeld dat Driezorg in de bewijslevering niet is geslaagd. Vervolgens heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of [appellant] op grond van de arbeidsovereenkomst recht op wachtgeld heeft. In het eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de wachtgeldregeling is neergelegd in de cao en [appellant] geen werknemer in de zin van de cao is, waarna de kantonrechter de vordering heeft afgewezen en [appellant] in de proceskosten heeft veroordeeld.
4.De beoordeling in hoger beroep
grieven 1 t/m 6 in het principaal appelkomt [appellant] tegen dat oordeel op.
dit is wat het is, we sluiten het dossier en we zijn overal vanaf”en dat Berkumstede/Driezorg “
met de gemaakte afspraken volledig hebben afgerekend”. [B] heeft in lijn daarmee verklaard
“(...) op enig moment is tegen mevrouw [D] gezegd: ‘Dit moet het dan zijn, hiermee zijn wij overal vanaf, er moet een streep onder gezet worden en er zijn geen andere aanspraken van [appellant] meer.’” [D] heeft vervolgens bevestigd dat [C] en [B] haar hebben gezegd dat met de ontbindingsvergoeding van € 150.000,- “
het daarmee wel klaar moest zijn”. [D] heeft voorts verklaard dat zij tegen mr. Houten, de advocaat van [appellant] , heeft gezegd “
dat er finale kwijting over en weer diende te worden verleend. (...) Houten is daarmee akkoord gegaan, want anders hadden wij geen volledige overeenstemming bereikt.” [D] heeft daar vervolgens aan toegevoegd: “
Ik kan mij niet herinneren of in de zittingszaal tegen de kantonrechter is gezegd dat finale kwijting is afgesproken.”
het woord finale kwijting is niet gevallen.” Hij heeft daaraan toegevoegd: “
Indien mevrouw [D] het woord finale kwijting of woorden van gelijke strekking in de mond had genomen, dan had ik die wachtgeldaanspraak met haar besproken. Dat was nu echter niet nodig.” [appellant] heeft als getuige in lijn daarmee verklaard “
het woord finale kwijting is tijdens de onderhandelingen niet door hem [hof: Houten] gebezigd. Na afloop van de zitting was Houten is zijn nopjes, omdat er geen finale kwijting was afgesproken en ik dus een wachtgeldclaim kon indienen.”