Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR)(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een woning en een schuur als één onroerende zaak moeten worden aangemerkt onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, eigenaar van zowel de woning als de schuur, had bezwaar gemaakt tegen de waardering van de onroerende zaken door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Rivierenland. De heffingsambtenaar had de woning en de schuur als twee zelfstandige objecten aangemerkt, wat door de rechtbank Gelderland werd bevestigd. De belanghebbende stelde dat de zonnepanelen op de schuur voor een groot deel in de elektriciteitsbehoefte van de woning voorzien, en dat de twee objecten samen een eenheid vormen voor zijn gebruik.
Het Hof oordeelde echter dat de woning en de schuur niet als één onroerende zaak kunnen worden aangemerkt. De afstand van meer dan 400 meter tussen de twee objecten, de verschillende bestemmingen (woonbestemming voor de woning en agrarische bestemming voor de schuur), en het feit dat de zonnepanelen geen directe verbinding tussen de twee objecten creëren, waren belangrijke factoren in deze beslissing. Het Hof concludeerde dat de relatie tussen de woning en de schuur meer rekenkundig van aard was en dat er geen sprake was van een samenhangend geheel. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.