In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van SNS Bank tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. SNS Bank had een hypothecaire geldlening verstrekt aan de geïntimeerde, die in de wettelijke schuldsaneringsregeling was geplaatst. De bank vorderde erkenning van haar vordering tot een bedrag van € 20.020,72, dat volgens haar nog openstond na uitwinning van haar zekerheden. De rechtbank had de vordering van SNS Bank in eerste aanleg afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof oordeelde dat SNS Bank gebruik had gemaakt van haar recht van parate executie en dat de schuldsaneringsregeling niet van toepassing was op de vorderingen die door pand en hypotheek waren gedekt. Het hof bevestigde dat de vordering van SNS Bank, inclusief de verschuldigde rente, erkend diende te worden. De bewindvoerder had betoogd dat de rente niet verschuldigd was, maar het hof oordeelde dat de rente tot het moment van uitwinning verschuldigd bleef. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en erkende de vordering van SNS Bank in de schuldsanering van de geïntimeerde tot een bedrag van € 175.245,11, inclusief het eerder betwiste bedrag van € 20.020,72.
De kosten van de procedure werden toegewezen aan de bewindvoerder, die in het ongelijk was gesteld. Het hof legde ook wettelijke rente op over de proceskosten en de nakosten. Dit arrest werd uitgesproken op 26 maart 2019.