In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De belanghebbende, aangeduid als [X] [Z], had bezwaar gemaakt tegen belastingaanslagen voor de jaren 2005, 2007 en 2008, opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om over het bezwaar te oordelen, wat de belanghebbende betwistte. Het Hof oordeelde dat er geen rechtstreeks beroep openstond tegen de fictieve weigering van de Inspecteur om het verzoek om herziening van de belastingaanslagen te honoreren. De belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat er bezwaar was gemaakt tegen de belastingaanslagen, en het Hof volgde de stelling van de Inspecteur dat de rechtbank terecht onbevoegd was verklaard. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar verbeterde de rechtsgronden. De belanghebbende had geen rechtsgeldig bezwaar gemaakt, waardoor het beroep bij de rechtbank niet ontvankelijk was. De uitspraak van het Hof houdt in dat de belanghebbende geen kans heeft om de belastingaanslagen te herzien, en dat de Inspecteur het bezwaarschrift in behandeling moet nemen. De proceskosten werden niet toegewezen.