[Geïntimeerden] heeft in incidenteel hoger beroep vijf grieven tegen het vonnis van 31 augustus 2016 aangevoerd. Zij vordert de vernietiging van dat vonnis en:
primair:
I. veroordeling van [Appellant] tot nakoming van de op 30 augustus 2013 tussen partijen overeengekomen regeling, namelijk dat op het perceel van [Appellant] een erfdienstbaarheid zal worden gevestigd ten behoeve van de Gebouwen 2 en 3 van [Geïntimeerden] , tegen betaling van een eenmalige retributie door [Geïntimeerden] aan [Appellant] van € 20.000,= ex BTW, conform de concept akte van [Persoon 3] d.d. 7 oktober 2013;
II. het opleggen van een bevel aan [Appellant] mee te werken aan het vestigen van de onder I. bedoelde erfdienstbaarheid, binnen een maand na betekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom aan [Geïntimeerden] ex artikel 611a Rv van € 1.000,= per dag, waarbij een gedeelte van een dag als een gehele dag geldt, voor elke dag dat [Appellant] weigert aan dit bevel te voldoen;
subsidiair:
III. een verklaring voor recht dat de gedeelten van het perceel van [Appellant] , schuin gearceerd aangegeven op de situatietekening die [Geïntimeerden] heeft overgelegd als productie 2 bij dagvaarding, hebben te gelden als noodwegen voor voetgangers, fietsers, gemotoriseerd verkeer en in het bijzonder vrachtverkeer ten dienste van de percelen (Gebouwen 2 en 3 op de tekening) van [Geïntimeerden] ;
IV. het opleggen van een bevel aan [Appellant] de noodwegen te respecteren onder verbeurte van een dwangsom aan [Geïntimeerden] ex artikel 611a Rv van € 1.000,= per dag of gedeelte daarvan gedurende welke [Appellant] weigert aan dit bevel te voldoen;
meer subsidiair:
V. een verklaring voor recht dat de gedeelten van het perceel van [Appellant] , als aangegeven op de situatietekening die [Geïntimeerden] heeft overgelegd als productie 2 bij dagvaarding, hebben te gelden als buurwegen voor voetgangers, fietsers, gemotoriseerd verkeer en in het bijzonder vrachtverkeer ten dienste van de percelen (Gebouwen 2 en 3 op de tekening) van de [Geïntimeerden] ;
VI. het opleggen van een bevel aan [Appellant] de buurwegen te respecteren onder verbeurte van een dwangsom aan [Geïntimeerden] ex artikel 611a Rv van €1.000,= per dag of gedeelte daarvan gedurende welke [Appellant] weigert aan dit bevel te voldoen;
uiterst subsidiair:
VII. de gedeelten van het perceel van [Appellant] , schuin gearceerd aangegeven op de situatietekening die [Geïntimeerden] heeft overgelegd als productie 2, aan te wijzen als noodwegen voor voetgangers, fietsers, gemotoriseerd verkeer en in het bijzonder vrachtverkeer ten dienste van de percelen (Gebouwen 2 en 3 op de tekening, productie 2 van [Geïntimeerden] );
VIII. het opleggen van een bevel aan [Appellant] de noodwegen te respecteren onder verbeurte van een dwangsom aan [Geïntimeerden] ex artikel 611a Rv van € 1.000,= per dag of gedeelte daarvan gedurende welke [Appellant] weigert aan dit bevel te voldoen;
met veroordeling van [Appellant] in de kosten van beide instanties, inclusief de nakosten.
Daarnaast vordert [Geïntimeerden] :
primair:
de vorderingen van [Appellant] af te wijzen;
subsidiair:
voor zover de vordering van [Appellant] tot veroordeling van [Geïntimeerden] , al dan niet op straffe van een dwangsom, tot correct gebruik van de inritten, toewijsbaar wordt geacht, deze vordering slechts toe te wijzen voor zover zij ziet op het gebruik van de inritten door [Geïntimeerden] en daarbij te bepalen dat kortdurend stilstaan ten behoeve van in- en uitstappen en laden- en lossen alsmede het met maximaal een meter uitsteken van in de daartoe aangewezen parkeervlakken geparkeerde voertuigen wel is toegestaan, en de overige vorderingen van [Appellant] af te wijzen;
meer subsidiair:
voor zover de vordering van [Appellant] tot veroordeling van [Geïntimeerden] , al dan niet op straffe van een dwangsom, tot gebruik van de inritten, toewijsbaar wordt geacht, deze vordering slechts toe te wijzen voor zover zij ziet op het gebruik van de inritten door [Geïntimeerden] en/of de huurders van [Geïntimeerden] van Gebouwen 2 en 3 (de bedrijfsgebouwen grenzend aan de inritten) en daarbij te bepalen dat kortdurend stilstaan ten behoeve van in- en uitstappen en laden- en lossen alsmede het met maximaal een meter uitsteken van in de daartoe aangewezen parkeervlakken geparkeerde voertuigen wel is toegestaan, en de overige vorderingen in reconventie af te wijzen.